Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:20
Zaaknummer
7223
Inhoudsindicatie
Verwijt over het optreden van verweerder als faillissementscurator ongegrond. Eerder een klacht ingediend bij specialisatievereniging en bij de rechter commissaris.
Uitspraak
Beslissing van 23 januari 2015
in de zaak 7223
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 30 juni 2014, onder nummer X 305-2013, aan partijen toegezonden op 1 juli 2014, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:169.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 30 juli 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- de brief van 28 oktober 2014 van verweerder.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 november 2014, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij, als curator in het faillissement van een stichting waarvan klaagster bestuurder was:
1. feiten zowel mondeling als schriftelijk in verslagen aan de rechter-commissaris verkeerd heeft weergegeven;
2. ontkent dat hij zijn onjuiste conclusie met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid van klaagster in een gesprek op 13 juli 2011 heeft herzien, alsmede weigert om het laatste faillissementsverslag op de door klaagster aangegeven wijze aan te passen;
3. aan klaagster heeft voorgesteld om tegen betaling van een bedrag van €10.000,= het faillissement af te ronden en af te zien van een procedure wegens bestuurdersaansprakelijkheid tegen klaagster;
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen met uitzondering van overweging 2.3, in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 30 juni 2014, gewezen onder nummer X 305-2013.
Aldus gewezen op 21 november 2014 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.R. Sturhoofd, G.J. Visser en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2015.