Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-04-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:134
Zaaknummer
7330
Inhoudsindicatie
Verweerder eiste van client een cessie tot zekerheid van betaling. Gegrond, waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 13 april 2015
in de zaak 7330
naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:
klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 4 november 2014, onder nummer 14-128A, aan partijen toegezonden op 4 november 2014, waarbij klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard ten aanzien van klachtonderdeel a en b, klager sub 1 niet-ontvankelijk in klachtonderdeel c en d is verklaard, klachtonderdeel c gegrond is verklaard en klachtonderdeel d ongegrond en de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRAMS:2014:295.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 november 2014 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 4 december 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van klagers aan het hof van 24 december 2014;
- de brief van klagers aan het hof van 23 januari 2015;
- de e-mail van verweerder aan het hof van 9 februari 2015;
- de e-mail van verweerder aan het hof van 9 februari 2015.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 februari 2015, waar klager, mede namens klaagster en verweerder zijn verschenen. Klager heeft, mede namens klaagster, gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder ondanks herhaalde verzoeken geen facturen aan klager sub 1 heeft gezonden en weigert verantwoording af te leggen van de werkzaamheden die verweerder voor klager sub 1 vanaf 2008 heeft verricht ter inning van enkele openstaande vorderingen;
b) verweerder "veel zegt maar eigenlijk niets doet" aan de incassozaken van klager sub 1, nu deze door verweerder zijn doorgeschoven naar een no cure no pay-organisatie;
c) verweerder voor de behandeling van een privézaak heeft verlangd dat klager sub 2 een akte van cessie zou ondertekenen;
d) het personeel van verweerder een uurtarief van € 250 hanteert.
4 FEITEN
In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5 BEOORDELING
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klagers tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 4 november 2014, gewezen onder nummer 14-128A.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, G.J.S. Bouwens, D.J. Markx, M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2015.