Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:27

Zaaknummer

14-180

Inhoudsindicatie

Klager is huisarts. Verweerder treedt op voor de ex-echtgenoot van de partner van klager. De cliënt van verweerder vermoedt dat zijn ex samenwoont met klager. Om dit te bewijzen heeft verweerder een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend bij de rechtbank waarbij een aantal buurtbewoners van klager als getuigen zijn opgeroepen. Hiervoor beklaagt klager zich. De raad verklaart verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 maart 2015

in de zaak 14-180

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 november 2014  op de klacht van:

    De heer [naam]

    [adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief met bijlagen van 28 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 november 2014 met kenmerk RvT 14-0167, door de raad ontvangen op 6 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 24 november 2014 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 24 november 2014 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 5 december 2014 door de raad ontvangen op 8 december 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door mr. B.M.C. Stenden, en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 december 2014.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

2.2    In aanvulling op de in de beslissing van de voorzitter vermelde feiten stelt klager dat de ex-partner van klagers huidige partner, in eerste instantie bewijs heeft proberen te verzamelen van het feit dat klager samenwoont met zijn huidige partner door het inschakelen van een detectivebureau. Ook de observatie door het detectivebureau heeft de nodige consternatie in de buurt veroorzaakt. Het detectivebureau heeft geen enkel bewijs kunnen vinden van het feit dat klager samenwoont.

Klager stelt dat de buurtbewoners, nadat zij de brief van 20 mei 2014 van verweerder hebben ontvangen, direct kenbaar hebben gemaakt aan verweerder dat klager en zijn huidige partner niet samenwonen en dat zij dat ook bij een eventueel getuigenverhoor zouden verklaren. Desondanks heeft verweerder het getuigenverhoor toch laten plaatsvinden.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klager herhaalt zijn stelling dat hij van oordeel is dat verweerder in strijd met de norm van artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld. Voorts stelt klager dat hij persoonlijk is geraakt door de disproportionele handelwijze van verweerder. Klager is van oordeel dat verweerder misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt door klagers buurtgenoten als getuigen op te roepen terwijl verweerder wist of kon weten dat klagers buurtgenoten geen verklaring in het voordeel van zijn cliënt zouden kunnen afleggen.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.3    Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, J.R.O. Dantuma, R.J. Dil en H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.