Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:172

Zaaknummer

7364

Inhoudsindicatie

Verwijt over slechte communicatie en handelen buiten de opdracht. ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 22 mei 2015

in de zaak 7364

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 1 december 2014, onder nummer 14-170A, aan partijen toegezonden op 2 december 2014, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster onderdeel a, voor zover het betreft de onjuiste advisering door verweerster, en onderdeel b gegrond zijn verklaard en de klacht voor het overige ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL: TADRAMS:2014:318.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 december 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief van klaagster aan het hof van 17 februari 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 23 maart 2015, waar de echtgenoot van klaagster en verweerster zijn verschenen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a)    zeer slecht met klaagster heeft gecommuniceerd en onjuiste adviezen heeft gegeven;

b)    de vordering in eerste aanleg onvoldoende heeft onderbouwd;

c)    zonder toestemming van klaagster in hoger beroep akkoord is gegaan met een schikking met de wederpartij;

d)    ondanks de getroffen schikking het hoger beroep heeft voortgezet;

e)    twee dagen voor de comparitie in hoger beroep geen zin had in het hoger beroep;

f)    de verkeerde beëindigingsovereenkomst per e-mail aan klaagster heeft verzonden voor ondertekening;

g)    tegenstrijdige declaraties heeft gestuurd.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad heeft in de overwegingen 4.3 tot en met 4.6 en 4.10 tot en met 4.14 gemotiveerd uiteengezet dat de in deze procedure aangevoerde feiten de in beroep nog aan de orde zijnde klachten niet onderbouwen. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere overwegingen en conclusies dan door de raad in zijn  beslissing weergegeven. Het hof neemt daarom deze beslissing over.

5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 1 december 2014, gewezen onder nummer 14-170A, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. C.A.M.J. Raymakers, M. Pannevis, A.J. Louter en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.