Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:65

Zaaknummer

31/14

Inhoudsindicatie

Optreden van de advocaat van de wederpartij. Deze advocaat mag geen feiten poneren waarvan hij weet dat ze onjuist zijn.  Daar van is in dit geval niet gebleken. De advocaat heeft het standpunt van de cliënt verwoord en diens belangen behartigd. Het oordeel van de voorzitter is op juiste gronden gewezen; verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 30 januari 2015

in de zaak 31/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 juni 2014 op de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen

mr. [    ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 3 juni 2014 met kenmerk 51/14/20, door de raad ontvangen op 4 juni 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 25 juni 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juli 2014 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 8 juli 2014, per e-mail verzonden, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 december 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen

-    van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klager d.d. 8 juli 2014 met bijlagen;

-    een e-mailbericht van 23 juli 2014 van klager aan de voorzitter van de raad.

-    een e-mailbericht van 21 november 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster jegens klager niet correct heeft gehandeld zoals blijkt uit de in de voorzittersbeslissing onder punt 2 weergegeven voorbeelden.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter onvoldoende aandacht heeft besteed aan het feit dat verweerster aantoonbaar heeft gelogen richting de rechtbank en te gemakkelijk achter haar cliënte is aangelopen. Bovendien heeft verweerster zelfstandig de procedure gevoerd en onvoldoende overleg met haar cliënte, de ex-echtgenote van klager gehad. Bovendien is het onjuist dat verweerster zich achter haar cliënte verschuilt.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster verwijst naar de uitvoerige correspondentie bij het onderzoek door de deken. Voorts merkt verweerster op dat in het verzetschrift geen nieuwe feiten staan maar dat het een herhaling betreft van hetgeen klager in de procedure bij de deken reeds naar voren heeft gebracht. Verweerster betwist dat zij heeft gelogen. Zij heeft enkel het standpunt van haar cliënte verwoord.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter op grond van de aan hem voorgelegde stukken terecht heeft geconstateerd dat verweerster binnen de grenzen is gebleven van de haar, als advocaat van de wederpartij van klager, toekomende vrijheid.

5.3    Klager herhaalt in feite hetgeen hij in de schriftelijke stukkenwisseling bij de deken reeds naar voren heeft gebracht, inhoudende dat hij ernstige bezwaren heeft tegen de handelwijze van zijn ex-partner in de procedure, die hij toerekent aan verweerster, als advocaat van zijn ex-partner. De raad is dan ook met de voorzitter van oordeel dat verweerster slechts de belangen van haar cliënte heeft behartigd en het standpunt van haar cliënte heeft verwoord, hetgeen haar taak is als advocaat. Daarbij is zij binnen de grenzen van de haar toekomende vrijheid is gebleven. Bovendien zijn in verzet geen feiten en omstandigheden naar voren gekomen die niet reeds door de voorzitter zijn betrokken bij zijn oordeel.

5.4    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet dan ook niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.5    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard. Het voorgaande betekent tevens dat de raad geen aanleiding ziet de behandeling van deze zaak aan te houden totdat het onderzoek van de nationale ombudsman en het onderzoek betreffende de aangifte tegen klager is afgerond. Deze onderzoeken zien immers niet op mogelijk klachtwaardig handelen van verweerster, ter zake waarvan slechts de raad van discipline bevoegd is en waarover het juist gaat in de onderhavige procedure.  

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2015.

 

griffier                                                     voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.