Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:229

Zaaknummer

7243

Inhoudsindicatie

Klacht over de kwaliteit en voortvarendheid van de dienstverlening ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 22 juni 2015

in de zaak 7243

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 7 juli 2014, onder nummer R.4369/13.276, aan partijen toegezonden op 9 juli 2014, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerster  het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad gegrond is verklaard en de klacht ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2014:139.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    de brief van klaagster aan het hof van 1 mei 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 mei 2015, waar klaagster en verweerster, samen met haar gemachtigde mr. X.,  zijn verschenen. Klaagster en de gemachtigde van verweerster hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klaagster verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a.    tekort is geschoten in haar zorgplicht jegens klaagster door de zaak niet voortvarend aan te pakken, haar niet naar behoren te informeren over de mogelijkheden en de stand van zaken en (opzettelijk) na te laten stukken in te dienen bij de rechtbank;

b.    heeft nagelaten klaagster (moreel) bij te staan ten tijde van de mondelinge behandeling ter zitting en haar ter plaatse zelfs onder druk te zetten om af te zien van haar vordering;

c.    heeft geweigerd te kijken naar een herberekening partneralimentatie en het vragen van kinderalimentatie.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 7 juli 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, gewezen onder nummer R.4369/13.276.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, G.J.L.F. Schakenraad, M.L.J.C. van Emden-Geenen en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2015.