Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-02-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:50
Zaaknummer
ZWB 385 - 2014
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het is de taak van een deken om de klacht te onderzoeken en vervolgens desgevraagd voor te leggen aan de raad van discipline. Het is weliswaar gebruikelijk dat een deken zijn standpunt aan partijen kenbaar maakt, maar het beoordelen van de inhoud van de klacht is voorbehouden aan de tuchtrechter. De deken is niet gehouden zich per klachtonderdeel uit te laten over de gegrondheid daarvan.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 9 februari 2015
in de zaak ZWB 385-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 december 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 16 december 2013 met kenmerk K13-016 , door de raad ontvangen op 17 december 2013 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 14 januari 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 januari 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 22 januari 2014 door de raad ontvangen op 28 januari 2014 , heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2014, alwaar klager de voorzitter van de raad heeft gewraakt. Het onderzoek in de zaak is vervolgens geschorst in afwachting van de behandeling van het wrakingsverzoek door een in te stellen wrakingskamer.
1.5 Bij beslissing d.d. 17 november 2014 heeft de wrakingskamer het verzoek van klager afgewezen;
1.6 Het onderzoek van het verzet is voortgezet op de zitting van de raad van 9 februari 2015. Klager en verweerder zijn op juiste wijze opgeroepen maar niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 22 januari 2014;
- het proces-verbaal van de zitting van de raad d.d. 2 juni 2014;
- de beslissing van de wrakingskamer van de raad d.d. 17 november 2014;
- een brief van mr. M. d.d. 3 december 2014;
- een e-mail van klager d.d. 30 december 2014 aan de (griffier) van de raad waarin deze verzoekt om een andere datum voor de zitting van 9 februari 2014;
- een e-mail d.d. 6 januari 2015 aan de griffier van de raad, waarin is medegedeeld dat klager telefonisch heeft doorgegeven op 9 februari 2015 om 15.00 uur ter zitting aanwezig te zijn;
- een faxbrief van W. huisarts, d.d. 9 februari 2015;
- een brief van de griffier van de raad d.d. 9 februari 2015 aan klager, waarin aan klager is medegedeeld dat op het door hem telefonisch gedane aanhoudingsverzoek van 9 februari 2015, zal worden beslist door de voltallige raad ter zitting van heden.
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in dat:
1. V erweerder in de instructiefase van de klacht van 12 maart 2012 tegen mr. S., geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de klachten. Hij heeft het beginsel van hoor en wederhoor niet toegepast, zijn dekenstandpunt ook per e-mail aan klager doen toekomen en verzuimd klagers identiteitsbewijs op te vragen.
2. Verweerder heeft ten onrechte gesuggereerd dat hem niet is gebleken dat er op 21 februari 2012 een arrest in hoger beroep is gewezen.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door
de voorzitter worden beslist.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.3 Het is de raad ambtshalve bekend dat alle klachten waarnaar de deken beweerdelijk gebrekkig onderzoek heeft gedaan, zijn beoordeeld in de voorzittersbeslissing van 17 augustus 2012 (zaak H 200-2013). De klachten met betrekking tot het arrest van het hof d.d. 21 februari 2012, zijn beoordeeld in de beslissing d.d. 25 augustus 2014 (zaak ZWB 386- 2013). Zelfs in het geval de deken, op het moment van doorgeleiden van de stukken naar de raad nog niet met dit arrest bekend zou zijn geweest, is klager daardoor derhalve niet in zijn belangen geschaad. De deken is niet gehouden zich per klachtonderdeel uit te laten over de gegrondheid daarvan.
4.4 Klager heeft in verzet geen nieuwe omstandigheden naar voren gebracht die de raad nopen tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.5 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
6 . BESLISSING
De raad van discipline:
- Verklaart het verzet in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door , voorzitter, mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.
griffier voorzitter
A.M.T.A. Verhagen M.I.J. Hegeman
Deze beslissing is in afschrift op 24 februari 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-
Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.