Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:93

Zaaknummer

R. 4711/15.21

Inhoudsindicatie

De klacht heeft betrekking op de handelwijze van verweerder in zijn hoedanigheid van door de rechtbank benoemde vereffenaar van de nalatenschap van de heer MG. Gelet op de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder bij het uitoefenen van zijn functie van vereffenaar zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft gedragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond .

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad de Nederlanden van 20 januari 2015 met kenmerk K242 2014, door de raad ontvangen op 20 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder is bij beschikking van 16 augustus 2007 van de rechtbank Den Haag benoemd tot vereffenaar over de nalatenschap van de heer MG. Klagers zijn erfgenamen van MG.

1.3 Verweerder heeft  in zijn hoedanigheid van vereffenaar klaagster sub 1 in rechte betrokken bij dagvaardingsexploot van 17 april 2008. Bij vonnis van 8 juli 2009 heeft de rechtbank Den Haag klaagster sub 1 veroordeeld tot betaling van € 266.083,47 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2008 over een bedrag van € 49.242,60 en vanaf 18 november 2008 over een bedrag van € 216.840,87 alsmede in de proceskosten.

1.4 Bij brief van 1 juli 2014 heeft klaagster sub 1 verweerder een laatste rappel gezonden en hem voor de laatste keer verzocht alle stukken die te maken hebben met de nalatenschap van haar partner binnen vijf werkdagen aan haar toe te zenden, bij gebreke waarvan zij een klacht tegen verweerder zou indienen bij de Raad van Discipline.

1.5 Bij brief van 30 juli 2014 heeft verweerder klaagster sub 1 nogmaals verzocht haar schuld aan de nalatenschap te voldoen.

1.6 Bij brief van 7 augustus 2014 heeft klaagster sub 1 verweerder verzocht de door de notaris opgestuurde stukken aan haar door te zenden. 

1.7 Bij brief van 3 september 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij:

a) niet heeft gereageerd, althans selectief heeft gereageerd op brieven van klagers;

b) heeft nagelaten stukken van de notaris aan klagers toe te sturen;

c) de tegenvordering die klagers stellen te hebben op de nalatenschap niet in mindering wil brengen op de vordering van de nalatenschap op klagers.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat klagers niet volledig zijn geweest in het opsommen van de feiten. Verweerder heeft correspondentie overgelegd, waarin volgens verweerder blijkt dat hij klagers wel op de hoogte heeft gehouden. Bij brief van 23 augustus 2013 heeft verweerder klagers uitgenodigd om hem relevante bewijsstukken te overhandigen ter staving van hun tegenvordering op de nalatenschap. Verweerder heeft deze stukken niet van klagers ontvangen. Verweerder heeft voorts gesteld dat klagers zich dienen te realiseren dat verweerder in zijn hoedanigheid van vereffenaar de ingebrachte vordering zorgvuldig dient te beoordelen en dat de vorderingen van verifieerbare bewijsstukken moeten zijn voorzien. Aan dit laatste hebben klagers volgens verweerder niet voldaan.

3.2 Verder stelt verweerder dat hij van de notaris een staat van baten en lasten heeft ontvangen en dat hij deze nog niet heeft doorgestuurd omdat hij deze eerste nog zelf diende te beoordelen.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De klacht heeft betrekking op de handelwijze van verweerder in zijn hoedanigheid van door de rechtbank benoemde vereffenaar van de nalatenschap van de heer MG. Het optreden van verweerder als vereffenaar staat als zodanig niet onder tuchtrechtelijke controle, tenzij hij bij het uitoefenen van zijn taak als vereffenaar zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.3 Gelet op de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder bij het uitoefenen van zijn functie van vereffenaar zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft gedragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 12 februari 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.