Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:127

Zaaknummer

7325C

Inhoudsindicatie

Verwijt zonder sommatie een dagvaarding te hebben uitgebracht. Gegrond, waarschuwing.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 20 april 2015

in de zaak 7325C

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 14 oktober 2014, onder nummer 14-014A, aan partijen toegezonden op 14 oktober 2014, waarbij van een klacht van klaagster tegen verweerder onderdeel a gegrond is verklaard, onderdeel b ongegrond is verklaard en de maatregel van waarschuwing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2014:268.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 11 november 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klaagster.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 maart 2015, waar beide partijen zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1     De klachten houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    In strijd met gedragsregels 3, 4 en 23 te hebben gehandeld door namens mevrouw A een dagvaarding uit te brengen zonder klaagster eerst aan te schrijven teneinde een regeling in der minne te bewerkstelligen;

b)    […..].

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Tussen klaagster en de cliënte van verweerder bestond een geschil over de eigendom van een luxe motorjacht. De cliënte van verweerder heeft met verweerder als advocaat klaagster gedagvaard bij exploot van 25 april 2013. De advocaat van klaagster heeft verweerder daarop geschreven dat zij zijn cliënte in overweging geeft de dagvaarding niet aan te brengen, en dat klaagster zich anders beraadt op een klacht tegen verweerder. Kort na de aanvang van die civiele procedure heeft de advocaat van klaagster namens klaagster de onderhavige klacht tegen verweerder  ingediend.  Daarop heeft verweerder een klacht tegen de advocaat van klaagster ingediend (wegens het te onpas inzetten van het tuchtrecht), en namens zijn cliënte nog een klacht tegen de advocaat van klaagster (wegens  onnodig grievende uitlatingen).

5    BEOORDELING

5.1    In hoger beroep is alleen klachtonderdeel a aan de orde, nu klachtonderdeel b door de raad ongegrond is verklaard en klaagster daartegen geen hoger beroep heeft ingesteld.

5.2    De raad heeft ten aanzien van klachtonderdeel a overwogen dat het gelet op de aard van het geschil in dit geval ongepast was om het voornemen tot dagvaarding niet aan te kondigen. De klacht werd mitsdien in zoverre gegrond verklaard.

5.3    Verweerder heeft in hoger beroep als nieuwe stelling nog aangevoerd dat partijen in de periode voorafgaand aan de dagvaarding al contact met elkaar hadden gehad, zodat de dagvaarding niet een complete verrassing kan zijn geweest.

Daargelaten of dit feitelijk juist is, neemt dat contact het tuchtrechtelijk verwijtbare van het uitbrengen van de dagvaarding zonder voorafgaande aankondiging aan (de advocaat van) de wederpartij niet weg. Het door verweerder overschreden voorschrift staat in zijn algemeenheid omschreven in Gedragsregel 19.

Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 14 oktober 2014 onder nr. 14-014A, waarvan beroep.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, P.T. Gründemann, W.A.M. van Schendel C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2015.