Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:6
Zaaknummer
L 110 - 2014
Inhoudsindicatie
Er is tijdens de instructiefase van de klachtbehandeling weliswaar sprake geweest van enkele processuele onvolkomenheden, maar deze waren naar het oordeel van de raad niet van dien aard, dat deze verweerder tuchtrechtelijk zijn aan te rekenen.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 5 januari 2015
in de zaak L 110-2014
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 mei 2014 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 23 april 2014 met kenmerk DOK 401 , door de raad ontvangen op 24 april 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 mei 2014 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 13 mei 2014 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 15 mei 2014, door de raad ontvangen op 23 mei 2014 , heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 november 2014 in aanwezigheid van klaagster . Verweerder heeft de raad bij brief dd. 7 november 2014 bericht niet aanwezig te zullen zijn bij de mondelinge behandeling. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 15 mei 2014;
- de brief van klaagster dd. 24 mei 2014;
- de brief van klaagster dd. 13 oktober 2013;
- de brief van klaagster dd. 14 oktober 2014. .
2 FEITEN en klacht
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
2.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder in zijn hoedanigheid van deken de klacht tegen mr. X op oneigenlijke gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat:
in de voorzittersbeslissing niet is onderkend dat verweerder bewust (door klaagster een te korte reactietermijn te geven) heeft geprobeerd klaagster buiten spel te zetten.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.2 Uit de stukken en uit hetgeen door klaagster ter zitting naar voren is gebracht is de raad duidelijk geworden dat er tijdens de instructie van de klacht enkele procedurele fouten zijn gemaakt ten aanzien van de adressering van post aan klaagster en dat aan klaagster een kortere termijn is gegeven om te reageren op het verweer van de beklaagde advocaat dan de daarvoor in de leidraad klachtenbehandeling aangegeven termijn. De raad begrijpt dat het voor klaagster moeilijk is geweest om binnen 14 dagen te reageren, terwijl aan klaagster blijkens de leidraad klachtbehandeling eigenlijk een periode van drie weken gegund had moeten worden. Het valt klaagster te prijzen dat zij er, ondanks de door haar ervaren tijdsdruk, toch in is geslaagd haar reactie tijdig aan verweerder toe te versturen. Hoewel de raad begrijpt dat een en ander voor klaagster uitermate vervelend is geweest, is klaagster niet in haar processuele belangen geschaad.
4.3 De raad volgt klaagster niet in haar stelling dat zij door verweerder bij de behandeling van haar klacht tegen mr. X bewust buiten spel is gezet. Verweerder heeft hoor en wederhoor toegepast, waarbij ook klaagster haar standpunt naar voren heeft kunnen brengen. De deken heeft vervolgens op basis van de stellingen van partijen een standpunt ingenomen en de klacht op verzoek van klaagster doorgezonden aan de raad. Er is weliswaar sprake geweest van enkele processuele onvolkomenheden, maar deze waren naar het oordeel van de raad niet van dien aard, dat deze verweerder tuchtrechtelijk zijn aan te rekenen.
4.4 Naar het oordeel van de raad kan de door klaagster aangevoerde grond niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.5 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J.C. van den Dries, L.J.G. de Haas en J.F.E. Kikken leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
en per email aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.