Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:184

Zaaknummer

R. 4651/14.236

Inhoudsindicatie

Wraking. Niet gebleken van feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor enige vooringenomendheid. Het informeren door de voorzitter bij de deken naar de maatregel die hij onder de gegeven omstandigheden passend zou achten, vormt in elk geval niet een dergelijke aanwijzing. Dat door de voorzitter ter zitting aan verweerster is gevraagd of zij in de war is, is niet komen vast te staan. Wrakingsverzoek afgewezen

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief met bijlagen van 30 oktober 2014 heeft de deken bij de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht tegen verzoekster ingediend.

1.2 De klacht van de deken is behandeld ter zitting van de raad van

20 april 2015. Van die behandeling is een concept proces-verbaal opgemaakt.

1.3 Bij fax van 4 mei 2015 heeft verzoekster de voorzitter en het bovengenoemde lid van de raad gewraakt.

1.4 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit de voorzitter jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland en de leden mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel.

1.5 Verzoekster, de gewraakte voorzitter en het gewraakte lid van de raad zijn schriftelijk opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 18 mei 2015.

1.6 De gewraakte voorzitter en het gewraakte lid van de raad zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op het wrakingsverzoek. Van die gelegenheid hebben zij bij afzonderlijke brieven van 13 mei 2015 gebruik gemaakt. Beiden menen dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen nu uit de door verzoekster gestelde feiten en omstandigheden niet blijkt dat de (tucht) rechterlijke onpartijdigheid in het geding is.

1.7 Het verzoek is op 18 mei 2015 in aanwezigheid van verzoekster behandeld De gewraakte voorzitter en het gewraakte lid van de raad zijn niet verschenen.

 

2 HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Verzoekster heeft haar verzoek ter zitting van 18 mei 2015 toegelicht. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2.2 Verzoekster heeft voor haar wrakingsverzoek voor wat betreft de voorzitter als eerste grond aangevoerd dat zij door de vraag van de voorzitter aan het begin van de zitting of zij, verzoekster, in de war is (daarmee doelend op de diverse brieven van haar hand die de deken als bijlage bij zijn klacht heeft gevoegd), er geen enkel vertrouwen in heeft dat de voorzitter tot een onafhankelijk rechterlijk oordeel zal komen. Als de voorzitter van mening is dat de door de deken overgelegde brieven door een verward iemand zijn geschreven, dan neemt de voorzitter verzoekster in haar verweer tegen de dekenklacht in het geheel niet serieus en is de voorzitter niet onpartijdig, aldus verzoekster.

2.3 Als tweede grond voor het wrakingsverzoek voor wat betreft de voorzitter, heeft verzoekster aangevoerd dat de onpartijdigheid van de voorzitter in het gedrang is gekomen door in strijd met de wet aan de deken te vragen welke maatregel hij passend zou vinden.

2.4 Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek voor wat betreft het lid van de raad ten grondslag gelegd dat zowel hij als de deken lid zijn van de vereniging van Bouwrecht zodat dit lid op grond van de Leidraad onpartijdigheid van de rechter geen zitting had kunnen nemen in de raad. De tweede grond voor haar wrakingsverzoek, te weten dat de nevenfuncties van het lid van de raad op de website van de raad niet volledig of goed zijn beschreven, heeft verzoekster ter zitting ingetrokken.

 

3 BEOORDELING

3.1 Niet is gebleken dat in de wraking is berust, zodat de raad aanneemt dat dit niet het geval is.

3.2 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s) af te dwingen.

3.3 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou lijden.

3.4 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggende geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, aan partijen in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt gemeden.

3.5 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de Raad van Discipline uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren althans dat de bij de partijen dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.6 Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het de voorzitter en het gewraakte lid – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, is de wrakingskamer van oordeel dat feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de voorzitter en het gewraakte lid jegens verzoekster enige vooringenomenheid koesteren, haar niet zijn gebleken. Het informeren door de voorzitter bij de deken naar de maatregel die hij onder de gegeven omstandigheden passend zou achten, vormt in elk geval niet een dergelijke grond. Dat door de voorzitter ter zitting aan verzoekster is gevraagd of zij in de war is, is niet komen vast te staan. Voor wat betreft het gewraakte lid vormt naar het oordeel van de raad het feit dat hij lid is van dezelfde vereniging als de deken, evenmin een wrakingsgrond.

3.7 Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek wordt afgewezen.

 

4 BESLISSING

De wrakingskamer :

- wijst het verzoek tot wraking af.

 

Aldus gewezen door plaatsvervangend voorzitter jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland en de leden mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier.

griffier voorzitter                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoekster

- de gewraakte voorzitter van de raad

- het gewraakte lid van de raad

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.