Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:77
Zaaknummer
14-197
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Aan klager moet worden toegegeven dat verweerster ten onrechte de indruk heeft gewekt dat hij door het aanleveren van bankafschriften en facturen een vordering op de wederpartij zou hebben. Evenwel was de procedure reeds door de deurwaarder in gang gezet, waarna verweerster door een eisvermeerdering heeft getracht de vordering te redden. Dat was een verstandige keuze van verweerster. Voorts is gebleken dat verweerster voor het nemen van haar conclusie vermeerdering eis de door de kantonrechter voorgeschreven termijn van 8 dagen in acht heeft genomen. Zij hoefde er niet op bedacht te zijn dat de kantonrechter zou oordelen dat zij de goede procesorde heeft geschonden.
Uitspraak
Beslissing van 1 juni 2015
in de zaak 14-197
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 8 januari 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 23 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 8 december 2014 met kenmerk K 14/102, door de raad ontvangen op 9 december 2014], heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 8 januari 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond en deels van onvoldoende gewicht verklaard, welke beslissing op 8 januari 2015 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 14 januari 2015 door de raad ontvangen op 19 januari 2015, heeft klager tijdig verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 april 2015 in aanwezigheid van zowel klager als verweerster, die werd bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. [M].
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 14 januari 2015 en de pleitnota van mr. [M].
2 FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
a.
Klager vindt het onbegrijpelijk dat de voorzitter in 4.2 heeft kunnen concluderen dat hij de bewijsstukken niet, althans verre van volledig aan verweerster heeft doen toekomen, waar verweerster zelf heeft aangegeven dat zij het inbrengen van verder bewijsmateriaal zinloos achtte omdat zij tot de conclusie was gekomen dat de door de deurwaarder ingezette zaak totaal kansloos was.
b.
De voorzitter had, zo begrijpt de raad klagers grief op dit punt, verweerster verantwoordelijk moeten houden voor het feit dat zij haar conclusie tot vermeerdering van eis zo laat heeft ingediend dat de kantonrechter deze late indiening als strijdig met een goede procesorde heeft geoordeeld.
c.
De voorzitter heeft ten onrechte aangenomen dat verweerster er voldoende aan heeft gedaan om klager goed omtrent zijn kansen in de kantonprocedure te informeren en te adviseren.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond respectievelijk van onvoldoende gewicht bevonden.
4.3 De raad overweegt in aanvulling daarop nog het volgende. Aan klager kan worden meegegeven dat verweerster onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken aan klager dat de door hem aangedragen bewijsstukken niet tot toewijzing van de reeds door de deurwaarder ingestelde vordering konden leiden omdat klager in de periode waarop de bewijsstukken zien nog gehuwd was. Bij klager is hierdoor ten onrechte de indruk ontstaan dat hij door het aanleveren van bankafschriften en facturen een vordering op de wederpartij zou hebben. Evenwel was de procedure reeds door de deurwaarder in gang gezet, waarna verweerster door een eisvermeerdering heeft getracht de vordering te redden. Dat was een verstandige keuze van verweerster.
Voorts wordt overwogen dat blijkens de leesbevestiging die zich bij de stukken bevindt, verweerster haar conclusie vermeerdering eis op 15 april 2014 niet alleen aan de griffie van het kantongerecht heeft gestuurd maar ook, zoals te doen gebruikelijk, aan de advocaat van de wederpartij. Daarmee staat vast dat verweerster de door de kantonrechter voorgeschreven termijn van 8 dagen in acht heeft genomen. Zij hoefde er niet op bedacht te zijn dat de kantonrechter zou oordelen dat zij de goede procesorde heeft geschonden.
4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, K.F. Leenhouts, C.W.J. Okkerse en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.