Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:53

Zaaknummer

15-020A

Inhoudsindicatie

'Vordering van deken tot tenuitvoerlegging schorsing (art. 48e Adv.wet) toegewezen. Verweerder heeft niet voldaan aan de bijzondere voorwaarden.'

Uitspraak

Beslissing van 17 februari 2015

in de zaak 15-020A

naar aanleiding van de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke schorsing van:

de heer mr.

in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement

deken

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 januari 2015 met kenmerk 4014-0188 TUL, door de raad op 23 januari 2015 ontvangen, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een vordering ex artikel 48e Advocatenwet tegen verweerder bij de raad ingediend.

1.2 De vordering is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2015 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de vordering wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Naar aanleiding van een klacht van een voormalig cliënte van verweerder en een bezwaar van de deken heeft de raad van discipline (hierna: de raad) bij beslissing van 21 oktober 2014 (bij de raad bekend onder zaaknummers 14-188A en 14-189A) aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden opgelegd, met de bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Deze bijzondere voorwaarden houden in dat verweerder binnen twee maanden na 21 oktober 2014:

a) opgave doet van de CCV 2014;

b) aan de deken onder overlegging van bewijsstukken aantoont te hebben voldaan aan zijn opleidingsverplichtingen over de jaren 2011 t/m 2013, en

c) aan de deken behoorlijke schriftelijke uitleg geeft over de in overweging 2.8 van de beslissing bedoelde mutatie van de derdenrekening en er zorg voor draagt dat zijn derdenrekening ook overigens aan de eisen voldoet.

2.3 Verweerder heeft tegen de beslissing van 21 oktober 2014 (met zaaknummer  14-188A en 14-189A) geen beroep ingesteld, zodat deze beslissing inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan.

2.4 Bij brief van 29 oktober 2014 heeft de deken verweerder uitgenodigd aan de bijzondere voorwaarden te voldoen.

2.5 Bij brief van 24 december 2014 heeft de deken verweerder laten weten te hebben geconstateerd dat aan de bijzondere voorwaarden niet is voldaan en heeft hij aangekondigd een vordering tot tenuitvoerlegging aan de raad te zenden.

2.6 Ter zitting heeft de deken desgevraagd verklaard dat van verweerder geen reactie is ontvangen op de brieven.

2.7 Bij brief van 22 januari 2015 aan de raad heeft de deken zijn verzoek tot tenuitvoerlegging van de beslissing van 21 oktober 2014 bij de raad ingediend.

3 VORDERING EX ARTIKEL 48e ADVOCATENWET

3.1 De deken vordert dat de raad alsnog tenuitvoerlegging beveelt van de schorsing van verweerder in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, waarvan aanvankelijk werd bepaald dat die niet ten uitvoer zou worden gelegd.

4 BEOORDELING

4.1 Op grond van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, wordt vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarden zoals gesteld bij de beslissing van 21 oktober 2014 (met zaaknummers 14-188A en 14-189A).

4.2 Van verschoonbare omstandigheden aan de zijde van verweerder is de raad niet gebleken.

4.3 De raad zal daarom overgaan tot lastgeving van de tenuitvoerlegging van de aan verweerder opgelegde maatregel van schorsing van de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.

BESLISSING

De raad van discipline:

 gelast ingevolge 48e van de Advocatenwet de tenuitvoerlegging van de door de raad bij beslissing van 21 oktober 2014 (zaaknummer 14-188A en 14-189A), opgelegde schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

 bepaalt dat de schorsing ingaat 1 maand na heden, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

 

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. N.M.N. Klazinga, P. van Lingen, R. Lonterman, E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2015.

 

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.