Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:152

Zaaknummer

7270

Inhoudsindicatie

De deken verwees het verzoek tot aanwijzing naar deken in ander arrondissement. Beklag tegen deze verwijzing niet-ontvankelijk. Op het verzoek was immers nog niet beslist.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 10 april 2015

in de zaak 7270

naar aanleiding van het beklag van:

verzoeker

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Verzoeker heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 3 september 2014 heeft de deken aan verzoeker bericht dat de deken in Den Haag bevoegd was, en dat hij het verzoek aan deze deken had doorgezonden. In een klaagschrift gedateerd 5 september 2015 heeft verzoeker zich over deze beslissing beklaagd.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 5 september 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de e-mail van verzoeker aan het hof van 12 september 2014;

-    de e-mail van verzoeker aan het hof van 18 september 2014;

-    stukken van verzoeker aan het hof, ontvangen 7 oktober 2014;

-    de e-mail van verzoeker aan het hof van 30 oktober 2014;

-    de e-mail van verzoeker aan het hof van 22 januari 2015;

-    de e-mail van verzoeker aan het hof van 27 januari 2015;

-    de brief van de deken aan het hof van 3 februari 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 maart 2015, waar geen van de partijen is verschenen.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Verzoeker is advocaat geweest in het arrondissement Amsterdam. Bij beslissing van 22 februari 2012 is verzoeker door de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam geschrapt van het tableau. Verzoeker heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Hof van Discipline. Vanwege overschrijding van de beroepstermijn is het beroep op 17 september 2012 niet-ontvankelijk verklaard door het Hof van Discipline.

3.3    Verzoeker wenst een procedure te voeren tegen de Staat der Nederlanden, de Raad van Discipline Amsterdam en het Hof van Discipline op grond van onrechtmatige daad, namelijk de gang van zaken rond en de uitkomst van de zojuist genoemde tuchtrechtelijke procedure. Omdat het verzoeker naar hij stelt niet lukt zelf een advocaat te vinden om hem in deze procedure bij te staan heeft hij zich bij e-mail van 2 september 2014 tot de deken in het arrondissement Amsterdam gewend met het verzoek hem een advocaat aan te wijzen op de voet van artikel 13 van de Advocatenwet.

3.4    De deken heeft het verzoek bij brief van 3 september 2014 overeenkomstig artikel 2:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht doorgezonden naar de deken in het arrondissement Den Haag, op de grond dat de rechtbank Den Haag bevoegd is te oordelen over vorderingen tegen de Staat der Nederlanden.

3.5    Bij e-mail van 3 september 2014 heeft verzoeker de deken geschreven dat de rechtbank Amsterdam wel bevoegd is over de door verzoeker gewenste procedure te oordelen. De deken heeft verzoeker gevraagd zijn standpunt hierover met jurisprudentie te onderbouwen, waarna verzoeker het onderhavige beklag bij het Hof van Discipline heeft ingediend.

4    BEOORDELING

4.1    Artikel 13 lid 3 van de Advocatenwet bepaalt dat een verzoeker binnen 6 weken na bekendmaking van de beschikking houdende afwijzing van het verzoek op grond van art. 13 lid 1 beklag kan worden gedaan bij het Hof van Discipline.

4.2    Verwijzing door de deken Amsterdam naar zijn ambtgenoot in Den Haag is geen afwijzing van het verzoek van verzoeker als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de Advocatenwet. Op het verzoek dient immers nog door de deken Den Haag te worden beslist.

4.3    De betekent dat verzoeker niet in zijn beklag kan worden ontvangen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van verzoeker tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 3 september 2014 niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, P.T. Gründemann, W.A.M. van Schendel C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2015.