Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:91

Zaaknummer

14-282A + 14-283A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 30 maart 2015

in de zaken 14-282A en 14-283A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 november 2014 op de klacht van:

de heer

gemachtigde: mr.

klager

tegen:

1. de heer mr.  (14-282A)

2. de heer mr.  (14-283A)

advocaten te Amsterdam

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 februari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerders.

1.2 Bij brief aan de raad van 16 oktober 2014 met kenmerk PvRA/RK 4014-0143, door de raad ontvangen op 17 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 17 november 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 18 november 2014 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 2 december 2014 door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft (de gemachtigde van) klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 februari 2015 in aanwezigheid van partijen. Ter zitting werd klager bijgestaan door zijn gemachtigd.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van (de gemachtigde van) klager van 2 december 2014;

- de brief van de gemachtigde van klager aan de raad van 30 januari 2015.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter niet tot kennelijk ongegrond verklaring van de klacht jegens verweerder sub 1 en klachtonderdeel a jegens verweerder sub 2 had mogen komen, te weten het doen van strijdige mededelingen door de advocaten. Het verzet heeft zich derhalve niet gericht tegen de kennelijk ongegrond verklaring van klachtonderdeel b jegens verweerder sub 2.

4 BEOORDELING

4.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 

4.3 In zijn verzetschrift en ter zitting heeft klager naar voren gebracht dat verweerders in onderhavige klachtprocedure, bij brief van 23 juli 2014, aan de deken in strijd met de waarheid hebben geschreven nooit een mededeling te hebben gedaan over de duur en/of status van het verblijf van de ex-partner van klager in de woning. De uitlatingen van verweerders in onderhavige klachtprocedure maken echter geen onderdeel uit van de klacht en zijn in zoverre niet relevant voor de beoordeling van de klacht. Het gaat in deze procedure immers om de vraag of de uitlatingen van verweerders in de processtukken onjuist zijn en dat is, zoals de voorzitter reeds terecht heeft overwogen, niet  het geval.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. S. van Andel, B. Roodveldt, J.M. van de Laar en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager, p/a mr. E

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.