Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2015:190
Zaaknummer
7382
Inhoudsindicatie
Verwijt dat verweerder een brief aan de rechtbank niet aan klager had gestuurd ongegrond. Verweerder stelde verzendbewijs e-mail beschikbaar. Gestelde verwijt niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
Beslissing van 8 juni 2015
in de zaak 7382
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 5 december 2014, onder nummer 77b/13, aan partijen toegezonden op 8 december 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder voor wat betreft klachtonderdeel a ongegrond is verklaard en klachtonderdeel b gegrond. Aan verweerder is de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2014:420.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 januari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager;
- de brief van 9 januari 2015 van verweerder;
- de brief van 25 februari 2015 van verweerder.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 april 2015, waar beide partijen zijn verschenen. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a. ….
b. Verweerder aan klager op 31 mei 2013 uitsluitend een zogenaamd H formulier heeft toegezonden, maar niet een kopie van zijn brief van 31 mei 2013 aan het hof waarin hij bezwaar maakt tegen het uitstelverzoek van klager. De zaak stond op de rol van 4 juni 2013 voor fourneren. Klager wilde op 4 juni 2013 alsnog concluderen en uitstel vragen voor fourneren. Pas na de cruciale rolzitting van 4 juni 2013 ontving klager een kopie van genoemde brief van verweerder aan het hof. Zulke procesverweren dienen gelijktijdig aan de wederpartij te worden gezonden.
4 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
4.1 Op 19 maart 2013 vond ten overstaan van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland een kort geding plaats, waarbij verweerder voor de eisende partij optrad en klager voor de gedaagde partij.
4.2 Bij vonnis van 27 maart 2013 heeft de voorzieningenrechter de vordering van verweerders cliënt afgewezen.
4.3 Tegen dit vonnis heeft verweerder namens zijn cliënt hoger beroep ingesteld. Klager heeft zich niet gesteld en geen memorie van antwoord genomen. Op 4 juni 2014 stond de zaak op de rol voor fourneren. Klager wenste op de rol van 4 juni 2013 alsnog een memorie te nemen. Verweerder heeft bij brief van 31 mei 2013 aan het hof geschreven daar bezwaar tegen te maken.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft gesteld dat hij per e-mail zijn brief van 31 mei 2013 gericht aan het hof in afschrift aan klager heeft verstuurd. Klager stelt dat hij deze e-mail nooit van verweerder heeft ontvangen. Verweerder heeft het hof een afschrift van zijn verzendbewijs verstuurd.
5.2 Het hof dient te beoordelen of vast is komen te staan dat verweerder de e-mail niet aan klager heeft verstuurd. Gezien het door verweerder geproduceerde bewijs van verzending waartegenover klager slechts een betwisting heeft gesteld, acht het hof het aannemelijk dat verweerder de genoemde e-mail aan klager heeft verzonden. Dit brengt het hof tot de conclusie dat de raad ten onrechte klachtonderdeel b gegrond heeft verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing heeft opgelegd. Het hof zal de beslissing van de raad dan ook vernietigen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 december 2014, gewezen onder nummer 77b/13, waarbij de raad klachtonderdeel b van de klacht van klager tegen verweerder gegrond heeft verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd;
en
- verklaart klachtonderdeel b van de klacht van klager tegen verweerder alsnog ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs.
J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.L. Weerkamp, G.J.L.F. Schakenraad en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2015.