Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:37

Zaaknummer

OB 114 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerster in haar hoedanigheid van deken kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij geen bindend adviseur heeft aangewezen, nu zij geen verzoek daartoe heeft ontvangen van klagers rechtsbijstandsverzekeraar, noch van het feit dat zij de zaak niet heeft doorgestuurd naar de raad van discipline, nu een onderzoek van de klacht niet heeft plaatsgevonden. Verzet levert geen nieuwe gezichtspunten.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak OB 114-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 mei 2014 op de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 28 april 2014 met kenmerk 48/14/033K, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 19 mei 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 mei 2014 is verzonden aan klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

1.3      Bij brief van 1 juni 2014, door de raad ontvangen op 5 juni 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014. Klager is verschenen.  Verweerster, die de raad bij brief d.d. 23 oktober 2014 heeft bericht dat zij niet ter zitting zou verschijnen, is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-            de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-            het verzetschrift van klager d.d. 1 juni 2014;

-            de nagekomen brief van de zijde van verweerster d.d. 23 oktober 2014.

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

2.2      De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.      verweerster een klacht tegen een voormalig advocaat ten onrechte niet in behandeling heeft genomen;

2.      verweerster heeft geweigerd de klacht door te zenden aan de raad van discipline.         

 

3          VERZET

3.1    Het door klager ingediende verzetschrift bevat geen gronden.

 

4          BEOORDELING

Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.1      De raad is met de voorzitter van oordeel dat verweerster in haar hoedanigheid van deken geenszins het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij geen bindend adviseur heeft aangewezen, nu zij geen verzoek daartoe heeft ontvangen van klagers rechtsbijstandsverzekeraar.  Door niet te reageren op de verzoeken van de stafjurist heeft klager verweerster voorts niet in de gelegenheid gesteld de klacht verder in behandeling te nemen. Hiervan valt verweerster geen verwijt te maken. Evenmin kan verweerster een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij de zaak niet heeft doorgestuurd naar de raad van discipline, nu een onderzoek van de klacht niet heeft plaatsgevonden.

4.2      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in zijn verzetschrift aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft voorts acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.3      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

 

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

 

en per email aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                       

                       

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.