Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:209

Zaaknummer

7386

Inhoudsindicatie

Verwijt over kwaliteit van de dienstverlening ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 juni 2015

in de zaak 7386

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 december 2014, onder nummer

ZWB 64-2014, aan partijen toegezonden op 16 december 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerster ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:319.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 15 januari 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerster;

-    brief d.d. 30 maart 2015 van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 april 2015, waar klager en verweerster zijn verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.    Verweerster heeft geweigerd relevante stukken en argumenten mee te nemen in de echtscheidingsprocedure

2.    Verweerster heeft verkeerde verwachtingen gewekt bij de inname van de zaak;

3.    Verweerster heeft bij de procedure over de partneralimentatie klagers belangen niet naar behoren behartigd;

4.    Verweerster heeft onnodig gecommuniceerd met de wederpartij, hetgeen heeft geleid tot hoge kosten;

5.    Verweerster heeft niet meegewerkt aan de overdracht van het dossier;

6.    Verweerster heeft klager niet verwezen naar de deken in verband met het declaratiegeschil;

7.    Verweerster heeft klager niet gewezen op de mogelijkheid dat de declaratie hoger zou kunnen uitvallen dan vooraf ingeschat;

8.    Verweerster was niet meer bereikbaar voor klager vanaf augustus 2012.

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

5.1    Het beroep van klager richt zich uitsluitend op de beslissing van de raad op de klachtonderdelen 3 en 6.

5.2    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Ten aanzien van klachtonderdeel 6 overweegt het hof dat verweerster uit de brief van klager van 8 september 2012 niet had behoeven te begrijpen dat klager bezwaren had tegen de hoogte van de declaratie.

5.3    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 15 december 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer ZWB-64-2014, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, T.H. Tanja-van den Broek en J.A. Schaap, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.