Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:151

Zaaknummer

R. 4549/14.134

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De klacht van klager is kennelijk niet-ontvankelijk, nu hij  als echtgenoot van klaagster een afgeleid belang heeft bij deze klacht. .

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. De klacht van klaagster is kennelijk ongegrond verklaard. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder een voorstel aan klaagster heeft gedaan dat onvoorwaardelijk door klaagster is geaccepteerd. Gelet hierop mist de klacht feitelijke grondslag.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 4 juni 2014 met kenmerk R 2014/51 edl, door de raad ontvangen op 5 juni 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Na het overlijden van de vader van klaagster zijn verschillende problemen ontstaan omtrent de afwikkeling van zijn nalatenschap.

1.2 Als gevolg hiervan hebben klagers diverse geschillen met de moeder van klaagster.

1.3 De moeder van klaagster wordt bijgestaan door onder andere verweerder.

1.4 Bij brief van 8 oktober 2012 heeft verweerder aan klaagster, voor zover in deze relevant, geschreven:

“…

Vanzelfsprekend is uw moeder bereid om alle problemen die tussen u en haar bestaan in der minne te regelen, met inbegrip van het door u gepretendeerde voorkeursrecht van koop. Uw moeder is bereid af te zien van gerechtelijke actie tegen u en ook van executie van uw woning, indien onder alle kwesties een dikke streep wordt gezet. Bent u daartoe niet bereid, dan volgen de maatregelen zoals hiervoor vermeld. Mocht u tegen uw moeder in rechte willen ageren in verband met de afwikkeling van de nalatenschap, dan heb ik u in het vooruitzicht gesteld welk verweer tegen eventuele acties van u zal worden gevoerd. Geen rechter zal uw acties billijken, zodat u, vermoedelijk met en kostenveroordeling, in het ongelijk zult worden gesteld.

…”

1.5 De behandeling van de zaak is nadien voortgezet door een kantoorgenoot van verweerder, mr. B.

1.6 Bij brief van 15 oktober 2012 heeft de advocaat van klaagster een brief aan mr. B. doen toekomen met een voorstel.

1.7 Bij brief van 14 december 2013 hebben klagers een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan juridische dwaling.

2.2 Ter toelichting hebben klagers gesteld dat zij verweerder concreet verwijten dat hij namens zijn cliënte een voorstel heeft gedaan, wat klagers hebben geaccepteerd, waarna de kantoorgenoot van verweerder op dat voorstel is teruggekomen.

 2.3 Voorts hebben klagers gevraagd hoe verweerder aan een stuk uit de boekhouding van klaagster komt.

 

3. BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Op de eerste plaats zij opgemerkt dat het klachtrecht op basis van de Advocatenwet enkel bedoeld is voor diegene die door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Klager heeft als echtgenoot van klaagster een afgeleid belang bij deze klacht. De klacht van klager is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. De klacht van klaagster is ontvankelijk.

3.3 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder een voorstel aan klaagster heeft gedaan dat onvoorwaardelijk door klaagster is geaccepteerd. Gelet hierop mist de klacht feitelijke grondslag.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht ten aanzien van klager als kennelijk niet-ontvankelijk en ten aanzien van klaagster als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort–de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 25 juni 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.