Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:312
Zaaknummer
OB 303 - 2014
Inhoudsindicatie
De rechtszekerheid brengt met zich mee dat verwacht mag woren klachten die betrekking hebben op eenzelfde feitencomplex tegelijkertijd worden ingediend.
Inhoudsindicatie
Geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 9 december 2014
in de zaak OB 303- 2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 10 juli 2014, verzonden op 14 augustus 2014, met kenmerk 48/14/084K , door de raad ontvangen op 15 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in een ontruimingsprocedure tegen woningstichting X. Klager heeft zich eerder bij herhaling beklaagd over het over het optreden van verweerster. De eerdere klachtzaken van klager tegen verweerster zijn bij de raad geregistreerd onder referentienummers H 200-2012, ZWB 386-2013 , OB 40-2014 en OB 216 en 217-2014.
1.2 In klachtzaak H 200-2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad bij beslissing dd. 17 augustus 2012 de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet is door de raad bij beslissing dd 17 december 2012, als niet tijdig ingediend, niet-ontvankelijk verklaard. In klachtzaak ZWB 386-2013 heeft de raad klachtonderdeel 1 van de klacht gegrond verklaard en ter zake aan verweerster een enkele waarschuwing opgelegd. De raad heeft in deze klachtzaak voorts klager in klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk verklaard, omdat al eerder op dit klachtonderdeel was beslist, en de overige onderdelen van de klacht ongegrond verklaard. In klachtzaak OB 40-2014 is klager bij beslissing van de raad dd. 25 augustus 2014 en in de klachtzaken OB 216 en 217-2014 bij beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad dd. 8 september 2014 niet -ontvankelijk verklaard, aangezien al eerder op de klachten van klager was beslist.
In de klachtzaken H 200-2012, ZWB 386-2013 en OB 216 en 217-2014 is onherroepelijk door de raad beslist. Klachtzaak OB 40-2014 is thans aanhangig bij het Hof van Discipline.
1.3 Uit voormelde klachtzaken zijn de volgende feiten bij de raad bekend.
Bij vonnis van 19 januari 2012 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda (hierna: de kantonrechter), in een procedure jegens stichting MW, klager veroordeeld om zijn woning te ontruimen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klager heeft verweerster vervolgens verzocht om rechtsbijstand in deze zaak. Bij per telefax verzonden brief van 7 februari 2012 heeft verweerster, onder overlegging van een conceptdagvaarding, het gerechtshof ’s-Gravenhage verzocht om een spoedprocedure op de grond dat de woningbouwcorporatie niet bereid was de ontruiming – die gepland stond voor 8 februari 2012 – op te schorten in afwachting van het hoger beroep. Het hof heeft daarop beslist om het in te stellen hoger beroep te behandelen met bijzondere spoed (als bedoeld in artikel 9.1.14 van het procesreglement) en heeft de woningbouwvereniging, bij wijze van tijdelijke voorlopige voorziening, mondeling verboden om in de periode tot en met 10 februari 2012 te ontruimen. Bij exploot van 8 februari 2012 is verweerster voor klager in kort geding hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter d.d. 19 januari 2012 en zijn de grieven tegen het vonnis aangevoerd. Op 9 februari 2012 is het procesdossier overgelegd. Bij afzonderlijke brief van 9 februari 2012 zijn door verweerster nog aanvullende producties in het geding gebracht. Ter zitting van 10 februari 2012 hebben partijen hun standpunt bepleit. Verweerster heeft hierbij een pleitnota overgelegd. Partijen hebben ter zitting afstand gedaan van het recht op het nemen van een memorie van grieven respectievelijk een memorie van antwoord en arrest gevraagd. Bij arrest van 21 februari 2012 heeft het gerechtshof voornoemd vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het arrest is gewezen door drie rechters en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2012. Bij brief van 8 maart 2012 heeft verweerster de samenwerking met klager beëindigd. Zij heeft daarin vermeld dat de termijn voor cassatieberoep in het onderhavige geval 4 weken bedroeg, te rekenen vanaf 21 februari 2012, dus tot uiterlijk 20 maart 2012. Daarbij heeft zij de processtukken aan klager geretourneerd en hem voor rechtsbijstand door een andere advocaat verwezen naar het bureau van de Orde van Advocaten in ’s-Gravenhage.
1.4 Klager heeft zich bij brief dd. 29 augustus 2014 opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster.
2. KLACHT
De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster de belangen van klager in hoger beroep niet goed heeft behartigd doordat zij:
- klager heeft misleid door te stellen dat de appelzitting een vordering voor een voorlopige voorziening betrof;
- verweerster de gemaakte afspraken nooit schriftelijk heeft vastgelegd;
- verweerster zonder overleg met klager heeft verzocht om direct arrest uit te spreken;
- verweerster -zelfs na het verloren hoger beroep- geen bodemprocedure is gestart en tegen klager heeft gelogen over de cassatietermijn;
- verweerster door haar optreden klager een bodemprocedure
in hoger beroep en een cassatieprocedure heeft ontnomen;
2. verweerster tijdens een mondelinge behandeling van een klacht van klager tegen de (voormalig) deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant op de publieke tribune wilde gaan zitten en zij pas na herhaald verzoek van klager buiten de zittingzaal bleef.
3. ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT
3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
3.2 Volgens vaste tuchtrechtspraak kan de klager in een klacht over het optreden van een advocaat waarover door de tuchtrechter is beslist, niet voor een tweede keer worden ontvangen. De advocaat moet er immers na de beslissing in een klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens door de klager in een herhaalde klacht te stellen feiten die hem bij de formulering van de eerdere klacht niet bekend waren noch konden zijn.
3.3 In klachtzaak H 200-2012 zijn de volgende klachten behandeld:
1. verweerster heeft in strijd met de waarheid verkondigd dat alleen in strafzaken meinedig kan worden verklaard;
2. verweerster heeft geen actie ondernomen tegen de leugenachtige verklaringen in het dossier, waardoor klager onrechtmatig zijn woning is kwijtgeraakt terwijl verweerster dit had kunnen voorkomen;
3. verweerster heeft niets gedaan met een schriftelijke verklaring van een mede- flatbewoonster van klager;
4. verweerster heeft klager bedrogen en zo meegewerkt aan de onrechtmatige uithuiszetting van klager, zonder huurschuld en overlast zijnerzijds;
5. het huurcontract van klager is nooit ontbonden; hij is met slechts een vonnis op straat gezet, verweerster heeft hiertegen niets ondernomen;
6. verweerster heeft de brieven van het Bureau Discriminatiezaken niet in de procedure meegenomen;
7. verweerster heeft in maart 2012 geweigerd aan het gerechtshof te berichten dat de leugenachtige verklaringen in het dossier en de leugenachtige verklaringen van de heer S tegenover de rechter reden dienen te zijn om het arrest nietig te verklaren.
In klachtzaak ZWB 386-2013 zijn de volgende klachten behandeld:
a. Tekort schieten in haar voorlichtende taak:
1. het geven van foutieve informatie over de cassatietermijn in een kort geding procedure;
2. het niet volledig informeren over de mogelijke rechtsmiddelen na arrest in hoger beroep zoals “ herroeping / herziening van het vonnis”; 3. misleiding met betrekking tot het starten van een bodemprocedure na eventueel verlies van het hoger beroep;
b. Nalatigheid tijdens de procedure:
4. het niet-wraken van de zittingsrechter omdat er slechts één rechter de zaak behandelde in plaats van de voorgeschreven drie;
5. verzuimen om de rechter te verzoeken aan klager een bewijsopdracht te geven;
6. verzuimen te protesteren tegen het voornemen van de rechter om arrest te wijzen met drie rechters terwijl er maar één op zitting aanwezig was;
7. onvoldoende onderzoek doen naar de leugens in het dossier tussen het vonnis in eerste aanleg van 19 januari 2012 en de appeldatum van 7 februari 2012;
8. onvoldoende aandacht besteden aan het feit dat klagers buurvrouw voortdurend de voordeur dichtsloeg;
9. verzuimen een verzoek om pleidooi in te dienen;
10. verzuimen cassatieberoep in te stellen;
11. verzuimen klager te verwijzen naar een advocaat in Den Haag ingeval klager in cassatie zou willen gaan;
c. Onjuist handelen van verweerster:
12. buiten medeweten van klager afstand doen van het recht op het nemen van een memorie van grieven en het vragen van arrest ter zitting;
13. mee te werken aan een oneerlijk hoger beroep gelet op de korte termijnen die zijn gehanteerd;
14. een concept-dagvaarding aan het Hof toe te zenden in plaats van een memorie van grieven;
15. een e-mail die zij op 2 maart 2012 van mevrouw B. had ontvangen, te veranderen en zinnen weg te halen;
16. klagers privacy te schenden door aan de politie te vertellen wanneer de uitspraak zou zijn;
17. het arrest medeondertekenen;
d. Overige klachten:
18. klager verkeerde in de veronderstelling dat het een procedure in hoger beroep was, terwijl op de nota van het Hof “ Kort Geding” staat;
19. verweerster zou tijdens de behandeling in Den Haag hebben gesteld dat mevrouw van der Laan van Kwintes niet de contactpersoon zou zijn;
20. verweerster heeft het vertrouwen van klager in het rechtssysteem en de advocatuur geschonden;
21. verweerster schrijft in haar reactie op de klacht dat het gerechtshof zitting had op 10 maart 2012 terwijl dat 10 februari 2012 was;
22. verweerster heeft veel van de klachten in haar verweer onbesproken gelaten;
23. algemeen samenspanning met politie en justitie en misleiding van klager als haar cliënt.
In klachtzaak OB 40-2014 zijn de volgende klachten behandeld:
1. het niet wraken van de zittingsrechter omdat er slechts één zittingsrechter de zaak behandelde en te verzuimen om te protesteren/verzet te plegen tegen het voornemen van de rechter om arrest te wijzen met drie rechters terwijl er maar één rechter op zitting aanwezig was;
2. niets te doen tegen het feit dat onder het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 21 februari 2012, drie rechters worden vermeld en geen cassatie in te stellen;
3. te liegen dat de appelzitting een Kort Geding betrof;
4. niet te verzoeken om pleidooi en het horen van getuigen;
5. niet te reageren op leugens van de wederpartij, de heer S;
6. onvoldoende onderzoek te doen naar leugens in het dossier;
7. de zaak te behandelen alsof deze een spoedeisend karakter had terwijl dit niet noodzakelijk was omdat het vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, niet werd geëxecuteerd door de wederpartij;
8. onvoldoende onderzoek te doen in de zaak naar ontlastend bewijs;
9. geen onderzoek te doen in de flat van klager en naar valse verklaringen in het dossier.
In de klachtzaken OB 216 en 217 - 2014 zijn de volgende klachten behandeld:
1. verweerster in de hoger- beroepsprocedure tegen het ontruimingsvonnis van de voorzieningenrechter verhinderdata tot 29 maart 2012 heeft opgegeven, terwijl de wederpartij de ontruiming had opgeschort tot 8 maart 2012;
2. verweerster deed alsof wraking tijdens de zitting op 10 februari 2012 niet mogelijk was omdat het voor klager spoedeisend was, terwijl de wederpartij de ontruiming tot 8 maart 2012 (en later tot 14 maart 2012) had opgeschort en er dus niets spoedeisend was;
3. verweerster ten onrechte op 7 februari 2012 een zitting heeft aangevraagd. Verweerster had in een bodemprocedure met getuigen moeten zorgen voor vernietiging van het ontruimingsvonnis en terugplaatsing van klager in zijn woning;
4. verweerster tijdens de zitting op 10 februari 2012 niet wilde wraken op grond van de door haar ten onrechte zelf in het leven geroepen spoedprocedure;
5. verweerster niet de afspraak is nagekomen om een bodemprocedure te starten bij het gerechtshof;
6. verweerster ten onrechte met spoed beroep heeft ingesteld tegen het ontruimingsvonnis. Een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis wordt tijdens een bodemprocedure immers vaak niet daadwerkelijk uitgevoerd, gelet op de hoge kosten voor de wederpartij bij latere vernietiging van het vonnis;
7. verweerster bij brief d.d. 7 februari 2012 aan het gerechtshof te Den Haag het hoger beroep van klager ten onrechte niet bij de sector huurrecht maar bij de handelssector ingediend.
3.4 De in het eerste onderdeel van de klacht geformuleerde klachten hebben allen betrekking op hetzelfde feitencomplex als waarop de klachten in de klachtzaken H 200-2012 en ZWB 386-2013 betrekking hadden. De rechtszekerheid brengt met zich mee dat verwacht mag worden dat klachten die betrekking hebben op eenzelfde feitencomplex tegelijkertijd worden ingediend. Verweerster mocht en mag erop vertrouwen dat haar optreden (in ruime zin) in de ontruimingsprocedure tegen woningstichting X waarop de klachten in zaken H 200-2012 en ZWB 386-2013 betrekking hadden na de afhandeling daarvan niet voor een tweede keer aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. Nieuwe feiten of omstandigheden waarvan klager zich ten tijde van het indienen van zijn klachten in bovenvermelde klachtzaken redelijkerwijs niet bewust had kunnen zijn, die ertoe zouden noodzaken dat de raad zich andermaal over het optreden van verweerster in deze zaak buigt, zijn niet gesteld noch gebleken.
3.5 Nu de tuchtrechter bij onherroepelijk geworden beslissingen van 17 augustus 2012 en 25 augustus 2014 heeft geoordeeld over het optreden van verweerster in de ontruimingsprocedure tegen woningstichting X, kan klager niet opnieuw in klachten hierover worden ontvangen. De voorzitter zal het eerste onderdeel van de klacht daarom als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.
3.6 Onderdeel 2 van de klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerster tijdens de zitting van de raad van discipline dd. 2 juni 2014. In dit onderdeel van de klacht is klager ontvankelijk.
4. BEOORDELING VAN ONDERDEEL 2 VAN DE KLACHT
4.1 Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de omstandigheid dat verweerster plaats wilde nemen in de zittingzaal tijdens de behandeling van een klacht van klager tegen de (voormalig) deken. Ter zake komt klager geen klachtrecht toe. Enerzijds omdat een zitting van de raad van discipline een openbare zitting betreft en het verweerster derhalve vrij stond om in de zittingzaal plaats te nemen. Anderzijds omdat verweerster op verzoek van klager de zittingzaal heeft verlaten en niet valt in te zien welk belang klager bij het tweede onderdeel van de klacht heeft.
4.2 De voorzitter zal het tweede onderdeel van de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af;
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 9 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 december 2014
per gewone en per aangetekende post verzonden aan:
- klager
per gewone post verzonden aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.