Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:100

Zaaknummer

R. 4502/14.88

Inhoudsindicatie

Klacht client. Kosten. Toevoeging.

Inhoudsindicatie

De aanvankelijk door verweerder aan klager doorbelaste eigen bijdrage pakt, gezien de relatief bescheiden omvang van de door hem feitelijk verrichte werkzaamheden, hoog uit.  Verweerder heeft klager echter in een later stadium alsnog voorgesteld de zaak af te doen tegen betaling van een bedrag van € 278,17. Klager heeft dit alleszins redelijke voorstel niet willen accepteren. De voorzitter is van oordeel dat klager niet van verweerder kan verwachten dat hij geheel kosteloos zijn werkzaamheden voor klager verricht. Onder deze omstandigheden kan klager niet met succes verweerder een tuchtrechtelijk verwijt maken.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 15 april 2014 met kenmerk K400 2014, door de raad ontvangen op 16 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Op 10 juli 2013 heeft klager zich tot verweerder gewend in verband met juridische bijstand voor een zogeheten TOM (Taakstraf Openbaar Ministerie) zitting op 5 augustus 2013.

1.2 Op 15 juli 2013 heeft verweerder aan klager een opdrachtbevestiging gestuurd. Verweerder heeft bij de opdrachtbevestiging een voorschotnota ad € 129,00 gevoegd, betreffende de te verwachten eigen bijdrage.

1.3 Bij brief van 19 juli 2013 heeft verweerder klager geschreven:

“Hierbij bevestig ik dat u mij heden telefonisch melde dat u de eigen bijdrage niet wenst te voldoen totdat de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand is ontvangen. Aangezien u evenmin wenst dat ik werkzaamheden verricht voordat die beslissing is ontvangen, zal ik tot dien mijn werkzaamheden opschorten.

Dit houdt tevens in dat ik u niet zal bijstaan bij de zitting op OM-zitting, indien ik dan nog geen positieve beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand heb ontvangen, aangezien u niet het risico wenst te nemen dat deze werkzaamheden op betalende basis worden uitgevoerd.

Indien een positieve beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand nog voor de zitting wordt ontvangen, informeer ik u nader.

…”

1.4 De toevoeging is op 16 augustus 2013 verstrekt. Aan klager is een eigen bijdrage opgelegd ad € 744.--. Verweerder heeft klager een aanvullende nota gestuurd van € 615,--.

1.5 Bij brief van 31 juli 2013 heeft klager verweerder bericht dat hij bezwaar maakt tegen de door verweerder gestelde vordering.

1.6 Bij brief van 12 juli 2013 heeft verweerder klager gemotiveerd bericht dat hij het verschuldigde bedrag ad € 615,00 aan (het kantoor van) verweerder dient te voldoen.

1.7 Op 12 november 2013 heeft verweerder dit nogmaals schriftelijk aan klager toegelicht.

1.8 Bij brief van 14 november 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

1.9 Verweerder heeft bij brief van 13 december 2013 voorgesteld de zaak af te doen tegen betaling van € 278,17.

1.10 Klager heeft op 6 februari 2014 kenbaar gemaakt hiermee niet in te stemmen.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij ondanks dat hij verweerder geen opdracht heeft gegeven werkzaamheden voor hem te verrichten, hij hem een nota heeft gestuurd van € 744,--, betreffende de eigen bijdrage.

 

3. BEOORDELING

3.1 Het is niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of tussen klager en verweerder een overeenkomst tot opdracht tot stand is gekomen. Het oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter. Vast staat wel dat klager bij verweerder op kantoor is geweest naar aanleiding van een door eerstgenoemde ontvangen oproep om op een zogeheten TOM-zitting te verschijnen. Naar aanleiding van die bespreking heeft verweerder zich namens klager als diens advocaat gesteld en het dossier opgevraagd. Een toevoeging is aangevraagd maar gezien de korte termijn die restte tussen de datum van de bespreking en die van de TOM-zitting was niet zeker of de toevoeging tijdig rond zou zijn. Zou dit niet zo zijn, dan zou verweerder klager niet vergezellen ter zitting, omdat klager niet het risico wilde lopen dat de werkzaamheden van verweerder op betalende basis zouden worden verricht.

Door klager is gesteld dat deze eerste bespreking kosteloos zou zijn, maar door verweerder is zulks betwist. Van de juistheid van deze stelling van klager kan dan ook niet worden uitgegaan.

3.2 Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij 2 uur en 36 minuten aan het dossier van klager heeft besteed. Behalve de reeds genoemde werkzaamheden viel hieronder ook de tijd door hem besteed aan het bestuderen van het dossier. Ten einde te kunnen bepalen of het zinvol of anderszins wenselijk is dat een aangezochte advocaat een zaak in behandeling neemt, zal het veelal noodzakelijk zijn dat de advocaat eerst de stukken bestudeert. Al met al komt de door verweerder aan de zaak bestede tijd dan ook niet onredelijk voor. 

3.3 Nu de toevoeging uiteindelijk pas na de zitting werd verstrekt, heeft verweerder klager niet bijgestaan op de zitting. Het zou het beste zijn geweest indien verweerder in die  omstandigheid direct aanleiding had gezien de toevoeging te laten omzetten in een “lichte adviestoevoeging”, hetgeen dan had geleid tot een verlaging van de eigen bijdrage. De aanvankelijk door verweerder aan klager doorbelaste eigen bijdrage pakt, gezien de relatief bescheiden omvang van de door hem feitelijk verrichte werkzaamheden, immers wel hoog uit.  Verweerder heeft klager echter in een later stadium alsnog voorgesteld de zaak af te doen tegen betaling van een bedrag van € 278,17. Klager heeft dit alleszins redelijke voorstel niet willen accepteren. De voorzitter is van oordeel dat klager niet van verweerder kan verwachten dat hij geheel kosteloos zijn werkzaamheden voor klager verricht. Onder deze omstandigheden kan klager niet met succes verweerder een tuchtrechtelijk verwijt maken.

3.4 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 29 april 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.