Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:268

Zaaknummer

L 25 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerster de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad dan wel informatie heeft verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat deze niet juist was. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 3 november 2014

     in de zaak L25-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 28 februari 2014op de klacht van:

 

 

klaagster

 

tegen:

 

 

verweerster                                                              

 

                                          

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij beslissing van 28 februari 2014heeft de plaatsvervangend-voorzitter van de raad de klacht van 2 april 2013 kennelijk ongegrondverklaard, welke beslissing op 7 maart2014aan partijen is verzonden.

1.2      Bij brief d.d. 19 maart 2014, op 21 maart 2014 door de raad ontvangen, heeft klaagsterverzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3      Het verzet is behandeld ter zitting van 22 september 2014. Bij de mondelinge behandelingzijn klaagster en verweerster verschenen.Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klaagster d.d. 19 maart  2014.

         

         

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:                                  

    2.1     Verweerster treedt sinds 1 januari 2012 op voor de ex-echtgenoot van klaagster. De echtscheiding tussen klaagster en de cliënt van verweerster is uitgesproken bij beschikking d.d. 30 maart 2010. Uit het huwelijk tussen partijen zijn twee kinderen geboren. De cliënt van verweerster werd bij voormelde beschikking van de rechtbank veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 285,-- per maand per kind. De cliënt van verweerster is tegen deze beschikking in hoger beroep gekomen. Het gerechtshof heeft bij beschikking d.d. 12 april 2011 de beschikking van de rechtbank vernietigd en opnieuw rechtdoende bepaald dat de cliënt van verweerster met ingang van 30 maart 2010 tot 25 augustus 2010 per kind per maand €235,-- diende bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding c.q. levensonderhoud en studie en met ingang van 25 augustus 2010 € 323,-- per kind per maand.

 

    2.2     De rechtbank heeft de ex-echtgenoot van klaagster bij vonnis d.d. 11 april 2012 veroordeeld om de helft van de hypotheekrente en de overige eigenaarslasten betreffende de leegstaande echtelijke woning over de periode september 2010 tot 1 juli 2011 aan klaagster te betalen. Tegen voormeld vonnis is geen hoger beroep ingesteld.

 

    2.3     Verweerster heeft op 6 november 2012 namens haar cliënt een verzoekschrift tot wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen/studie en levensonderhoud jongmeerderjarige kinderen ingediend. Verweerster heeft namens haar cliënt aangevoerd dat de in de beschikking vastgestelde kinderalimentatie van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechtbank heeft het verzoek van de man bij beschikking d.d. 7 juni 2013 afgewezen.

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht houdt in dat verweerster verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

 

1.      verweerster namens haar cliënt kansloze procedures heeft geëntameerd met geen ander doel dan klaagster op kosten te jagen;

2.      verweerster de rechter doelbewust informatie heeft onthouden, waardoor de rechter op het verkeerde been is gezet;

3.      verweerster de voortgang van de procedure heeft vertraagd door een absurde hoeveelheid verhinderdata (ten gevolge van het feit dat zij part time werkt) op te geven en door vlak voor het vertrek van haar cliënt naar het buitenland de deskundige te berichten dat haar cliënt gedurende de maand februari 2013 afwezig was, terwijl zij hiervan al veel eerder op de hoogte geweest moet zijn.

4.      verweerster klaagster op kosten heeft gejaagd door in hoger beroep zelf over pensioenrechten te beginnen en vervolgens geen informatie aan de benoemde deskundige te verstrekken over de pensioensituatie van haar cliënt;

5.      verweerster alleen bereid was om mee te werken aan het verplaatsen van een zittingsdatum als zij er van uit kon gaan dat klaagster niet weer een klacht tegen haar zou indienen;

6.      verweerster de zaak van klaagster onnodig traineert met leuterbriefjes.

           

3.2      Klaagster heeft de volgende gronden voor het door haar ingediende verzet aangevoerd:

1.    De beoordeling van de voorzitter is een beoordeling tegen beter in van het door verweerster voeren van een kansloze wijzigingsprocedure in de alimentatieverplichting van de ex-echtgenoot; verweerster heeft alleen haar eigen gewin voor ogen gehad en de belangen van klaagster nodeloos en op oneigenlijke wijze geschaad.

2.    De voorzitter heeft ten onrechte niet onderbouwd geacht dat verweerster informatie heeft verstrekt aan een gerechtelijke instantie, waarvan zij wist althans behoorde te weten dat die feitelijk onjuist was.

 

4          BEOORDELING

4.1      De raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft overwogen dat bij de beoordeling van een  klacht tegen de advocaat van de wederpartijervan behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht geoordeeld dat niet is gebleken dat verweerster de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad dan wel informatie heeft verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat deze niet juist was.

4.2      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

                    

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november 2014.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.