Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:233

Zaaknummer

14-211A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening en toonzetting van sommatie tot betaling van vooraf besproken honorarium.

Uitspraak

Beslissing van 12 september 2014

in de zaak 14-211A

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster

tegen:

Mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 augustus 2014 met kenmerk 4014 - 0109, door de raad ontvangen op 14 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster was eigenaar van een woning, die te koop stond. Gedurende de tijd dat de woning te koop stond had klaagster haar woning verhuurd op grond van een Vergunning Tijdelijke Verhuur. Toen klaagster een koper voor de woning had gevonden, heeft zij zich tot het kantoor van verweerder gewend voor advies hoe zij de huurders zo spoedig mogelijk uit haar woning kon krijgen.

1.3 Na ontvangst van de afgesproken vergoeding van EUR 425,- inclusief BTW van klaagster heeft een kantoorgenoot van verweerder een advies opgesteld voor klaagster. Naar aanleiding van vragen van klaagster heeft verweerder per mail een aanvullend advies gegeven. Daarvoor zijn geen kosten in rekening gebracht.

1.4 Klaagster heeft de kantoorgenoot van verweerder geschreven dat zij voortaan alleen bijstand wilde van verweerder, vanwege door haar geconstateerde onjuistheden in het eerste advies. Daarop heeft verweerder klaagster geschreven dat de inhoud van het advies van zijn kantoorgenoot correct was.

1.5 Op 20 november 2013 heeft klaagster verweerder de instructie gegeven een concept-brief aan de huurders op te stellen. Verweerder had haar op voorhand laten weten dat de kosten van een dergelijke brief EUR 225,-  (exclusief BTW) bedroegen. Op 21 november om 10.05 uur heeft klaagster verweerder gevraagd een indicatie te geven wanneer de brief klaar is. Diezelfde dag, om 12.09 uur, heeft klaagster verweerder geschreven af te zien van zijn verdere dienstverlening.

1.6 Daarop heeft verweerder klaagster diezelfde dag (14.56 uur) geschreven dat de concept brief zo goed als klaar was en dat hij daarvoor het afgesproken bedrag in rekening zou brengen. Deze mail bevat ook de passage: "Wellicht ten overvloede bericht ik u dat, gezien het feit dat u afziet van onze verdere dienstverlening, ik de brief niet verstuur; mocht u willen dat ik de brief toch nog aan uw huurders verstuur dan ben ik daar uiteraard toe bereid zonder dat u daar nog additionele kosten voor in rekening zullen worden gebracht. "

1.7 Per kerende mail heeft klaagster verweerder geschreven niet te gaan betalen voor een brief die zij "niet eens reviewed" heeft. Daarop heeft verweerder, wederom per kerende mail, klaagster geschreven dat hij na betaling van het afgesproken bedrag de concept-brief aan haar zal toezenden. Deze mail bevat ook de volgende passage: "Gezien de omstandigheden zal ik bij uitblijven van deze betaling u in rechte betrekken en de betaling (vermeerderd met alle kosten) vorderen. Ik hoop dat u zich realiseert dat in een dergelijke procedure uw standpunt door geen enkele rechter gevolgd zal kunnen worden en hopelijk bent u zich ervan bewust dat bij een uitspraak in een dergelijke procedure het bedrag waarin u veroordeeld zult worden te betalen vele malen hoger zal zijn dan het thans door u verschuldigde; ik adviseer u het niet tot een procedure te laten komen."

1.8 Verweerder heeft, na ontvangst van het overeengekomen bedrag, de dag daarop de concept-brief aan klaagster toegezonden. Vervolgens heeft klaagster verweerder laten weten niet tevreden te zijn over de dienstverlening. Zij heeft het betaalde bedrag voor het advies van verweerders kantoorgenoot geheel teruggeëist. Het geld voor de brief eiste zij voor de helft terug omdat volgens haar de concept-brief onjuistheden bevatte.

1.9 Verweerder heeft klaagster daarop gevraagd om toe te lichten welke onjuistheden in het advies van zijn kantoorgenoot en in zijn eigen concept-brief stonden. Deze toelichting heeft klaagster gegeven en verweerder heeft vervolgens nog gereageerd op deze toelichting.

1.10 Bij brief van 5 februari 2014 heeft klaagster haar klacht ter kennis van de deken gebracht.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) tekort is geschoten omdat hij klaagster van onjuiste informatie heeft voorzien.

b) klaagster heeft gedreigd met een rechtszaak als zij weigerde te betalen.

Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klaagster dat het advies van de kantoorgenoot van verweerder onjuist was en dat het advies van verweerder daarop een tegenovergesteld advies bevatte. Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klaagster dat verweerder na haar eerste weigering tot betaling direct heeft gedreigd met een rechtszaak.

3 BEOORDELING

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) constateert de voorzitter dat het eerste advies dat klaagster heeft gekregen is gegeven door verweerders kantoorgenoot. Verweerder kan niet tuchtrechtelijk worden aangesproken op de kwaliteit van de werkzaamheden van zijn kantoorgenoot. Overigens is de voorzitter niet gebleken dat het eerste advies onjuist was of onvoldoende was toegespitst op de situatie van klaagster.

3.2 Naar aanleiding van vragen van klaagster heeft verweerder het advies van zijn kantoorgenoot verduidelijkt en aangevuld. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerders advies aan klaagster onjuist was en evenmin dat het tegenstrijdigheden bevatte ten opzichte van het eerste advies van zijn kantoorgenoot.

3.3 Uit het klachtdossier blijkt overigens dat verweerder (evenals zijn kantoorgenoot) adequaat en voortvarend heeft gereageerd op vragen en instructies van klaagster. Aldus is niet gebleken dat de dienstverlening onder de maat is geweest.

3.4 Op grond van het voorgaande concludeert de voorzitter dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.

3.5 Met klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat hij haar onder druk heeft gezet om te betalen. Aan klaagster kan worden toegegeven dat de hiervoor onder 1.7 geciteerde passage uit een mail van verweerder een stevige toonzetting kent. Vanwege de onderhavige omstandigheden, waaronder de hiervoor onder 3.3 geconstateerde adequate en voortvarende dienstverlening aan klaagster, de toonzetting van klaagster in haar eigen mails aan verweerder en de plotselinge intrekking van haar instructie, is deze toonzetting te billijken. De wijze waarop verweerder klaagster heeft gewezen op door hem te nemen incassomaatregelen bij uitblijven van betaling zijn daarom niet als onbetamelijk te kwalificeren.

3.6 Dit maakt dat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in zijn geheel kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 september 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster  

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.