Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:252

Zaaknummer

R. 4339/13.246

Inhoudsindicatie

Misverstand tussen advocaat en cliënt over kosten rechtsbijstand. Taak advocaat misverstanden te voorkomen. Daar is verweerder niet in geslaagd. Niet dermate ernstig dat het handelen van verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klacht in zoverre ongegrond. Oordeel over wanprestatie van verweerder aan civiele rechter voorbehouden. Klachtonderdeel ten aanzien van dat onderdeel niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 23 september 2013 met kenmerk R 12/13/111 cij, door de raad ontvangen op 24 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In 2007 hebben klaagster en haar echtgenoot samen met een medevennoot een vennootschap onder firma (“vof”) opgericht. Deze vof monteert keukens en badkamers.

2.3 In augustus 2010 heeft de medevennoot de vof-overeenkomst opgezegd. Hij heeft vervolgens een eigen bedrijf opgezet in keuken- en badkamermontage.

2.4 Omdat de vrees bestond dat de voormalig medevennoot de klanten van de vof van klaagster zou benaderen, is door verweerder namens hen een kort geding gestart bij de Rechtbank Dordrecht.

2.5 Tijdens het intakegesprek heeft verweerder een inschatting gemaakt van de met de behandeling van de zaak gemoeide kosten. Dit heeft hij bevestigd in een e-mail van 19 januari 2011. Daarin vermeldt hij dat het honorarium voor de voorbereiding en het voeren van een kort geding door hem in december werd geschat op € 10.000,-- (waarbij hij opmerkt dat hij bij een ondernemer altijd exclusief BTW bedoelt) en dat hij op dat moment het honorarium op circa € 8.000,-- á € 9.000,-- ex BTW schat.

2.6 Het uiteindelijk door verweerder bij klaagster in rekening gebrachte bedrag heeft zijn inschatting overschreden.

2.7 Klaagster is op enig moment opgehouden de declaraties te voldoen, waarna verweerder zijn werkzaamheden heeft opgeschort.

2.8 Bij brief van 2 maart 2012 heeft verweerder zijn declaraties ten laste van klaagsters vof ter begroting aan de Raad van Toezicht voorgelegd. Het betreft vijf declaraties. De Raad van Toezicht heeft bij beslissing van 5 oktober 2012 geoordeeld dat drie van de vijf declaraties naar beneden moeten worden bijgesteld. Dat is vervolgens ook gebeurd.

2.9 Klaagster is het niet eens met de begrotingsbeslissing van de Raad van Toezicht.

2.10 Bij brief met bijlagen van 8 juni 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. hij informatie heeft achtergehouden over de kosten van de zaak;

b. hij wanprestatie heeft geleverd, waardoor klaagster en haar echtgenoot hun bedrijf zijn kwijtgeraakt en grote schulden hebben opgebouwd. Na de bespreking bij de deken heeft klaagster bewijsstukken overhandigd aan verweerder waarmee hij niets heeft gedaan.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5 BEOORDELING

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 De Raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is zijn cliënt correct en tijdig te informeren, zeker waar het financiële aangelegenheden betreft. Een inschatting van de kosten vooraf kan naar zijn aard slechts een grove indicatie zijn, maar de advocaat is gehouden zijn cliënt te informeren indien en zodra blijkt dat de inschatting te rooskleurig is geweest. Hij dient zijn cliënt dan te waarschuwen voor een oplopende nota.

In de onderhavige kwestie is duidelijk sprake van een misverstand tussen advocaat en cliënt. Klaagster is er kennelijk vanuit gegaan dat de door verweerder genoemde kosten “all-in” zouden zijn. De raad moet echter constateren dat verweerder in de opdrachtbevestiging reeds duidelijk heeft aangegeven dat het uurtarief exclusief BTW en 6% kantoorkosten was en dat eventuele bijkomende kosten apart in rekening worden gebracht. Bij zijn schattingen in zijn e-mail van 19 januari 2011 heeft hij ook expliciet aangegeven dat het daarbij alleen om het honorarium ex BTW ging. 

Het is de taak van een advocaat om misverstanden te voorkomen en verweerder is daar in het onderhavige geval klaarblijkelijk niet in geslaagd. Naar het oordeel van de raad had verweerder klaagster tijdiger moeten informeren over de oplopende kosten die met zijn inspanningen verband hielden, maar het nalaten daarvan is in de gegeven omstandigheden echter niet dermate ernstig dat het tuchtrechtelijk ook verwijtbaar is. Dat neemt niet weg dat het beter was geweest als verweerder bij tijd en wijle wel aandacht had besteed aan de financiële kant van de zaak. Achterhouden van informatie levert dat overigens naar het oordeel van de raad niet op.

Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Daarbij merkt de raad nog op dat de hoogte van de declaratie niet ter beoordeling van de Raad van Discipline is. De Raad van Toezicht heeft de declaraties begroot en als klaagster het met de begrotingsbeslissing niet eens is, dan dient zij zich tot de civiele rechter te wenden.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2 Het tweede klachtonderdeel houdt in dat verweerder volgens klaagster wanprestatie heeft gepleegd. Het oordeel daarover is echter niet aan de Raad van Discipline, maar is voorbehouden aan de civiele rechter. De raad acht klaagster in dit onderdeel derhalve niet ontvankelijk.

 

7 BESLISSING 

De Raad van Discipline

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klaagster niet ontvankelijk in klachtonderdeel b.

 

Aldus gewezen door jhr.mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, mrs.  W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, P.C.M. van Schijndel, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT BREDA

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl