Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:271

Zaaknummer

14-008NH

Inhoudsindicatie

Kantoor executeert vonnis. Beslagvrije voet onjuist vastgesteld. Voldoende inspanning om teveel ingehouden bedrag te corrigeren. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 oktober 2014 

in de zaak 14-008NH

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

De heer mr.

advocaat te

 

                   verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 januari 2014 met kenmerk td/md/13-221, door de raad ontvangen op 21 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 19 augustus 2014. Klager en verweerder zijn beiden verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken, genummerd 1 t/m 27 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager was verwikkeld in vermogensrechtelijke geschillen met zijn zuster. Verweerder trad op als advocaat van de zuster. Het notariaat van verweerders kantoor was betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van klager en zijn zuster.

2.3 Klager is veroordeeld aan zijn zuster een bedrag van ca. € 15.000 te betalen. Klager was  daartoe niet in staat ; in januari 2012 is klager op eigen aangifte failliet verklaard. Het faillissement is opgeheven wegens gebrek aan baten op 2 oktober 2012.

2.4 Een reeds in 2010 ingevolge het vonnis gelegd executoriaal beslag op het inkomen van klager verviel als gevolg van het faillissement.

2.5 Na de opheffing van het faillissement is het beslag opnieuw gelegd op 8 april 2013. Tussen 2 oktober 2012, de datum van opheffing van het faillissement, en 8 april 2013 is aan het beslag geen uitvoering gegeven.

2.6 Klager heeft op 17 april 2013 contact opgenomen met het kantoor van verweerder omdat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld. In de weken daarna heeft klager ook zelf rechtstreeks de deurwaarder benaderd en een herberekening gevraagd en ontvangen.

2.7 De klacht is bij de deken ingediend bij brief van 8 juni 2013.

2.8 Uit een e-mail van het kantoor van verweerder d.d. 13 juni blijkt het volgende: “Vandaag kreeg ik een telefoontje van mevrouw X van het UWV, dat de gegevens over de nieuwe beslagvrije voet binnen waren gekomen via [gerechtsdeurwaarderskantoor]  (…..) U krijgt over de maanden april, mei en juni dus 3x een bedrag van € 240,20 terug, zijnde € 720,60. Er is reeds een bedrag van € 250 aan u overgemaakt, zodat u nog een bedrag van € 470,60 toekomt. Dit bedrag zal vandaag aan u over worden gemaakt (…..)”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door gedurende ruim twee maanden een bedrag onder de beslagvrije voet te incasseren bij executoriaal beslag onder het UWV.

4 BEOORDELING

4.1 De raad constateert in de eerste plaats dat niet is gebleken dat het vervolgen van de executie  ongeoorloofd was. Het beslag had al eerder kunnen herleven dan in april 2013; in het voordeel van klager zijn vijf maanden verstreken zonder dat het beslag werd uitgevoerd. Evenmin is gesteld of gebleken dat verweerder de hand heeft gehad in het op onjuiste wijze vaststellen van de beslagvrije voet.

4.2 Dat neemt niet weg dat indien beslag wordt gelegd op inkomen de beslagvrije voet op de juiste wijze moet worden berekend nu deze er immers toe strekt dat klager over voldoende inkomen beschikt om in een minimale behoefte te voorzien. Een te hoge inhouding treft klager direct in zijn belang terwijl de wettelijke regeling hem daartegen beschermt. In de praktijk komt het met enige regelmaat voor dat de beslagvrije voet onjuist wordt berekend.

4.3 Veelal onttrekt de berekening van de beslagvrije voet zich aan het zicht van een advocaat nu de deurwaarder is belast met de feitelijke uitvoering van een beslag en daarmee ook met het vaststellen van de beslagvrije voet. Verder is de veronderstelling van klager dat de berekening zeer eenvoudig van aard is in deze procedure niet vast te stellen. Bovendien komen in de praktijk  fouten  geregeld voor, en bij het tempo waarin een aangevraagde correctie wordt gerealiseerd spelen factoren een rol waarop de advocaat geen directe invloed heeft, zoals gegevens die door een derde moeten worden aangeleverd.

4.4 Niet ondenkbaar is dat een advocaat als opdrachtgever van de deurwaarder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt indien hij bewust verkeerde instructies aan de deurwaarder geeft, op onredelijke wijze het corrigeren van de beslagvrije voet frustreert of indien hij een (mogelijk) onjuiste berekening niet desgevraagd onder de aandacht van de deurwaarder brengt. Van feiten of omstandigheden die een tuchtrechtelijke verwijt van die aard kunnen dragen is echter niet gebleken.

4.5 Immers heeft verweerder onweersproken gesteld dat zijn feitelijke bemoeienissen met de (afwikkeling van de) zaak al waren geëindigd toen klager reclameerde, en deze stelling vindt steun in de diverse e-mails waaruit blijkt dat een kantoorgenoot van verweerder de verdere financiële afwikkeling ter hand nam toen klager aan de bel trok over de beslagvrije voet; daarvoor lag de afwikkeling in handen van de administratie van verweerders kantoor.

4.6 Uit deze e-mails blijkt niet dat verweerders kantoorgenoten of medewerkers onvoldoende voortvarend hebben gehandeld toen klager zich bij hen meldde over een onjuiste berekening van de beslagvrije voet. Uit de e-mail van 13 juni 2013 blijkt dat de correctie al in gang was gezet voor de datum van indiening van de klacht bij de deken. Het kantoor heeft een voorschot van     € 250 aan verweerder betaald toen bleek dat de inhouding te hoog was. Dat is een gepaste reactie om klager alvast tegemoet te komen in afwachting van de uitvoering van de correctie, waarvoor ook medewerking van derden nodig is. Toen bekend was hoeveel in totaal teveel was geïncasseerd, is dat bedrag ad   € 470,60 aan verweerder betaald.

4.7 Uit het voorgaande volgt dat noch verweerder – tot wie de klacht zich formeel richt  – noch zijn kantoorgenoten die zich feitelijk met de afwikkeling van de zaak hebben belast  - een tuchtrechtelijk verwijt treft. De stelling van klager dat verweerder (anderszins) in het verleden bij de behandeling van het geschil tussen klager en zijn zuster de vrijheid die hij als advocaat van de tegenpartij heeft om de belangen van zijn cliënte te behartigen, heeft overschreden is niet nader onderbouwd, zodat de raad aan deze stellingen van verweerder voorbij gaat.

4.8 De klacht zal ongegrond worden verklaard. 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht  ongegrond;

Aldus gewezen door  mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, G. Kaaij, K. Straathof, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier.

 en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2014.

 

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland   

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door;

- klager

- de  deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de  deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl