Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:93

Zaaknummer

R. 4498/14.84

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de advocaat van klagers wederpartij. Schending gedragsregel 15 lid 2.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft weliswaar gedragsregel 15 lid 2 overtreden, maar de normschending is niet zodanig ernstig dat dit tot gegrondheid van de klacht moet leiden. Daarbij speelt ook mee dat verweerder, naar verondersteld mag worden, slechts het belang van zijn cliënte voor ogen had toen hij het H-16 formulier aan de rechter zond en het feit dat zijn verzoek – inderdaad -  slechts beperkt was tot een formeel aspect, waarmee geen inhoudelijke beïnvloeding van het gerechtshof kan zijn beoogd, laat staan dat die heeft plaatsgevonden. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna de voorzitter) heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 10 april 2014 met kenmerk R 2014/37, door de raad ontvangen op 11 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager, D. BV, in een arbeidsrechtelijke procedure, die speelt bij het gerechtshof te ’s Hertogenbosch.

1.2 Klagers schoonvader, hierna H., is voormalig directeur van D. BV. Op 29 januari 2009 is H. op staande voet door D. BV ontslagen.

1.3 Klager was voor een vennootschap van D. BV, CC, samen met zijn echtgenote uitgezonden naar Hong Kong. Op 3 februari 2009 is ook klager op staande voet ontslagen.

1.4 Klager is door de cliënte van verweerder ervan beschuldigd in China concurrerende activiteiten te hebben ontplooid.

1.5 Een ICT-er van D. BV heeft in opdracht van het bestuur van D. BV ingelogd op de Gmail-account van de echtgenote van klager en heeft haar e-mails gekopieerd.

1.6 Uit nader onderzoek van deze e-mails trok D. BV de conclusie dat klager en H. in het geheim bezig zijn geweest een met D. BV concurrerende vennootschap op te zetten.

1.7 Er is een tiental procedures gevoerd.

1.8 De kantonrechter te Sittard-Geleen heeft bij vonnis van 7 juli 2010 het ontslag op staande voet rechtmatig geoordeeld.

1.9 Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij tussenvonnis van 19 maart 2013 partijen in de gelegenheid gesteld om bij nadere memorie onder meer duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop toegang is verkregen tot de Gmail-account van de echtgenote van klager.

1.10 Klager heeft in de procedures gesteld dat de e-mails buiten beschouwing dienen te blijven omdat D. BV deze op onrechtmatige wijze zou hebben verkregen.

1.11 Naar aanleiding van de antwoordmemorie van 1 oktober 2013 met 29 producties van de zijde van klager, wenste D. BV in de gelegenheid te worden gesteld om een akte uitlaten producties te nemen.

1.12 D. BV heeft het hof middels een H-16 formulier om verwijzing van de procedure naar een nader te bepalen roldatum verzocht zonder toestemming van de advocaat van klager.

1.13 Bij brief van 22 oktober 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder:

  a) dat hij zich op 14 oktober 2013 zonder toestemming van klager of de toestemming van de advocaat van klager heeft gewend tot de rolrechter van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch,

  b) “het manipuleren van processtukken en in de procedure brengen als waren deze echt en authentiek”,

  c) dat hij in strijd met de gedragsregels 1, 3, 4, 5, 15 tweede lid, 25 en 30 zou hebben gehandeld.

  

3. BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.2 Het is niet aan de raad om de gevoerde en nog aanhangige procedures omtrent het arbeidsgeschil te beoordelen. De raad dient zich te beperken tot de beoordeling van de handelwijze van verweerder. Slechts de vraag of verweerder zich bij de behandeling van deze zaak aan de gedragsregels voor advocaten heeft gehouden, staat hier ter beoordeling.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.3 Op basis van de overgelegde stukken kan vast worden gesteld dat verweerder een H-16 formulier aan de rolrechter heeft verzonden, nadat om vonnis was gevraagd. Verweerder heeft feitelijk de rolrechter gevraagd om een nadere akte te mogen nemen naar aanleiding van de antwoordmemorie met 29 producties, die namens klager was ingediend. Verweerder heeft het Hof verzocht de procedure naar een nader te bepalen roldatum te verwijzen.

 Gedragsregel 15 lid 2 luidt: “Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden”.

 Als hoofdregel geldt dat het in strijd is met een goede procesorde indien een advocaat zich, zonder instemming van de wederpartij, tot de rechter wendt nadat om een uitspraak is gevraagd. In beginsel is dit dan ook niet toegestaan. Uit tuchtrechtelijke jurisprudentie volgt dat uitzonderingen op deze hoofdregel denkbaar zijn. Dit is slechts in zeer bijzondere omstandigheden denkbaar, waarbij “werkelijk van een dringende situatie sprake is” (zie Hof van Discipline 3 juni 1991, nr. 1509).

 Opgemerkt zij dat het primair aan de rechter is toe te zien op de goede procesorde en op de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor. De rolrechter heeft het verzoek (om nadere hoor- en wederhoor) van verweerder niet gehonoreerd. Verweerder heeft naar voren gebracht dat met het verzoek middels het H-formulier geen inhoudelijke informatie is verstrekt en dat de rechters, die de zaak moeten beoordelen, niet zijn beïnvloed.

 Verweerder heeft weliswaar gedragsregel 15 lid 2 overtreden, maar de normschending is niet zodanig ernstig dat dit tot gegrondheid van de klacht moet leiden. Daarbij speelt ook mee dat verweerder, naar verondersteld mag worden, slechts het belang van zijn cliënte voor ogen had toen hij het H-16 formulier aan de rechter zond en het feit dat zijn verzoek – inderdaad -  slechts beperkt was tot een formeel aspect, waarmee geen inhoudelijke beïnvloeding van het gerechtshof kan zijn beoogd, laat staan dat die heeft plaatsgevonden.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.4 Op basis van de stukken kan de juistheid van de stellingen van klager niet worden vastgesteld. Deze stellingen worden ook door verweerder betwist en niet nader door klager onderbouwd.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.5 Verweerder dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Verweerder worden ernstige verwijten gemaakt die rechtstreeks raken aan zijn integriteit. Van de gerechtvaardigdheid van dergelijke verwijten kan slechts dan worden uitgegaan als deze worden ondersteund door heldere en eenduidige bewijzen. In casu zijn deze bewijzen niet door klager overgelegd. In ieder geval is de benodigde feitelijke grondslag van de gestelde verwijten niet gebleken. Ook overigens kan niet worden vastgesteld dat verweerder in strijd met de genoemde gedragsregels heeft gehandeld.

3.6 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 24 april 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.