Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:217

Zaaknummer

L 224 - 2014

Inhoudsindicatie

Het is mogelijk dat een deken een klacht anders begrijpt, dan dat deze door klager is bedoeld. Dat betekent niet dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Het staat een klager vrij de deken op en in zijn visie onjuiste klachtomschrijving te wijzen, waarna deze kan worden aangepast. Klager heeft dit nagelaten.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van  2 september 2014

in de zaak L 224-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

Klager heeft bij brief dd. 5 mei 2014 aan de raad een klacht tegen verweerder ingediend. De voorzitter van de raad heeft bij beslissing dd. 19 mei 2014 de klacht ter behandeling verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg.

 De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 18 augustus 2014 met kenmerk DOK 14-074 , door de raad ontvangen op 19 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken een klacht van klager tegen mr. X onderzocht en afgehandeld. Verweerder heeft mr. X in de gelegenheid gesteld om te reageren op de klacht van mr. X, waarna partijen over en weer in de gelegenheid zijn gesteld om te re- en dupliceren.

1.2         De deken heeft vervolgens bij brief dd. 12 december 2013 aan klager bericht dat hij op grond van zijn bevindingen tot de conclusie kwam dat de klacht ongegrond was. De deken verzocht klager om hem mede te delen of de klacht diende te worden doorgezonden aan de raad van discipline Verweerder heeft de klacht vervolgens op verzoek van klager doorgezonden aan de raad van discipline.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in zijn hoedanigheid van deken in de door hem behandelde klachtzaak van klager tegen mr. X is uitgegaan van een foutieve klachtomschrijving met als gevolg een ongestoord verder oplopen van “schade””

 

3.           VERWEER

3.1         Het verbaast verweerder dat klager een klacht tegen hem heeft ingediend en niet onmiddellijk nadat hij het dekenstandpunt heeft ontvangen aan verweerder heeft verzocht de klacht anders te formuleren. Verweerder trekt daaruit de conclusie dat klager toen nog geenszins de mening was toegedaan dat verweerder de klacht onjuist zou hebben geformuleerd.

3.2         Verweerder heeft de klacht wel degelijk juist omschreven. Ook de voorzitter van de Raad van Discipline, die de klacht van klager als kennelijk ongegrond heeft afgewezen, is tot die conclusie gekomen.

3.3         Zelfs al zou de klacht niet juist zijn omschreven, wat verweerder bestrijdt, brengt dat niet met zich mee dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad. Bovendien is voor de Raad van Discipline niet het dekenstandpunt, maar de klacht zoals die door klager is geformuleerd, bepalend. De voorzitter heeft de klacht in gelijke zin verstaan als verweerder.

 

4.           BEOORDELING

    4.1         De voorzitter  stelt voorop, dat het handelen van verweerder in diens hoedanigheid van deken niet ter beoordeling staat van de tuchtrechter tenzij verweerder in zijn hoedanigheid van deken zich schuldig zou hebben gemaakt aan grove verwaarlozing van zijn taak of het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Derhalve ligt ter beoordeling slechts voor de vraag of verweerder zich bij de uitoefening van zijn taak als deken bij de behandeling van de door klaagster bij hem ingediende klacht, zodanig heeft gedragen of misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd. Hiervan is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken. Verweerder heeft hoor en wederhoor toegepast en bij brief dd. 12 december 2013 onder weergave van de inhoud van de klacht zijn standpunt over deze klacht kenbaar gemaakt.

 

    4.1         Verweerder heeft na ontvangst van het dekenstandpunt niet aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij zich niet kon verenigen met diens omschrijving van de inhoud van de klacht door de deken. Ook nadat verweerder de klacht op verzoek van klager aan de raad van discipline had doorgezonden, heeft verweerder dit evenmin aan de raad kenbaar gemaakt. Het had op de weg van klager gelegen na ontvangst van het dekenstandpunt kenbaar te maken dat de klacht onjuist was samengevat. Voor zover klager van mening is dat verweerder en vervolgens de voorzitter van de raad in haar beslissing dd. 30 december 2013 zijn uitgegaan van een onjuiste klachtomschrijving, wat tot heden nog niet is komen vast te staan, stond het klager vrij dit in de verzetprocedure in klachtzaak OB 383-2013 aan de orde te stellen. 

 

    4.2         Ook indien al juist zou zijn dat de inhoud van de klacht door verweerder niet juist is omschreven, betekent dit nog niet dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Van een deken wordt verwacht dat hij de inhoud van de klacht samengevat weergeeft. Hij gaat daarbij uit van hetgeen hij uit het bij hem ingediende klaagschrift heeft verstaan. Het is mogelijk dat een deken een klacht anders verstaat dan dat deze door de klager is bedoeld. Dat betekent nog niet dat hij daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Het staat een klager vrij de deken op de in zijn visie onjuiste klachtomschrijving  te wijzen, waarna deze kan worden aangepast. Klager heeft dit nagelaten.

 

    4.3         De voorzitter concludeert op grond van het bovenstaande dat verweerder in zijn hoedanigheid van deken de klacht van klager tegen mr. X op gebruikelijke wijze heeft onderzocht en afgehandeld. Nu niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder te maken valt zal de voorzitter d e klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.

  

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  2  september 2014 .

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2014

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.