Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:3

Zaaknummer

OB 119 - 2013 en OB 120 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerders hebben in totaal € 50.000,00 aan de rechtsbijstandsverzekeraar van hun cliënt in rekening gebracht. Na een begrotingsprocedure heeft de raad van toezicht dit bedrag gematigd tot € 30.000,00 en derhalve € 20.000,00 in mindering gebracht. Door verweerders is geen rechtsmiddel aangewend tegen de begrotingsbeslissing. De raad stelt vast dat sprake is van excessief declareren. Gelet op getoond inzicht maatregel beperkt tot waarschuwing.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 13 januari 2014

in de zaken OB 119-2013 en OB 120-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

de deken van de orde van advocaten in het arrondissement

Oost-Brabant

 

A.

       

       

deken

 

 

tegen:

 

B.

 

                                        verweerders

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 april 2013 met kenmerk nr. 48-13-060K, door de raad ontvangen op 10 april 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Het bezwaar is  behandeld ter zitting van de raad van 10 juni 2013 in aanwezigheid van de deken en verweerders. Naar aanleiding daarvan heeft de raad op 1 juli 2013 een tussenbeslissing genomen en de deken opgedragen om de raad te informeren welke door de raad van toezicht bij beslissing van 8 februari 2013 afgeboekte uren betrekking hebben op door verweerder sub 1 gedeclareerde uren en welke op de door verweerder sub 2 gedeclareerde uren. Bij brief van 8 juli 2013 heeft de deken die onderbouwing gegeven. Verweerders hebben daarop bij brief van 22 augustus 2013 gereageerd. Vervolgens is de zaak behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van de deken, verweerders en hun gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Z..Rechtsbijstand, verder Z., heeft in eerste instantie zelf rechtsbijstand verleend aan de heer X. Omdat de heer X zich niet kon verenigen met het advies van Z. akkoord te gaan met het door Z. bereikte resultaat van een ontslagvergoeding van € 75.000,00 (het aanvankelijke aanbod van de werkgeefster was € 50.000,00) heeft de heer X zich eind september 2009 gewend tot verweerder sub 1. Z.heeft vervolgens in oktober 2009 aan de heer X toestemming verleend voor overname van de ontslagzaak door verweerder sub 1. Bij brief van 8 oktober 2009 is door Z. aan verweerder sub 1 bevestigd dat de heer X voor rekening van Z. door verweerder sub 1 kon worden bijgestaan tegen een uurtarief van € 385,00 exclusief 6% kantoorkosten, BTW en verschotten, waarbij een kostenmaximum van € 50.000,00 werd gehanteerd.

2.2      Verweerder sub 2 is in de zaak van de heer X eveneens als advocaat ingeschakeld. Verweerders hebben verweer (verweerschrift en dupliek) gevoerd tegen een bij het UWV aangevraagde ontslagvergunning, onderhandelingen met de wederpartij van de heer X gevoerd terzake een beëindigingsvergoeding, de gebruikmaking van (pre)pensioen en afspraken gemaakt inzake een koopsompolis.

2.3      Verweerders hebben in de periode van 5 oktober 2009 tot 2 april 2010 een drietal declaraties verzonden, tot een totaal van € 50.489,29. Voor beide verweerders tezamen werden 123,5 uur in rekening gebracht: 48,8 uur van verweerder sub 1 en 77,7 uur van verweerder sub 2.

2.4      Z. heeft bezwaar gemaakt tegen het hoge aantal gedeclareerde uren. Z. en verweerders hebben tevergeefs getracht om een minnelijke regeling te treffen terzake van het openstaande bedrag van de declaraties, waarna verweerder sub 2, mede namens verweerder sub 1, op 23 maart 2012 aan de raad van toezicht van de orde van advocaten in het toenmalige arrondissement ‘s-Hertogenbosch om begroting van de declaraties ex artikel 32 van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken heeft verzocht.

2.5      Bij beslissing van 8 februari 2013 heeft de raad van toezicht van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de gezamenlijke declaraties van verweerders ten bedrage van € 50.489,29 begroot op € 30.812,46. De raad van toezicht kwam tot het oordeel dat de werkzaamheden van verweerders over het algemeen genomen nuttig en noodzakelijk zijn geweest maar niet altijd doelmatig. Verweerders hebben bij brief van hun gemachtigde van 2 december 2013 aangegeven geen beroep te willen instellen tegen de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht.

 

 

 

3          BEZWAAR

3.1      Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerders excessief hebben gedeclareerd.

3.2      Aangezien de raad van toezicht is gekomen tot een aanzienlijke afboeking van de declaraties, staat daarmee vast dat excessief gedeclareerd is. Z. had bij de aanvang van de procedure laten weten dat het maximaal te declareren bedrag € 50.000,00 was. Het heeft er, volgens de deken, de schijn van dat naar dat bedrag toe is gedeclareerd.

3.3      Excessief declaratiegedrag is een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De zienswijze van verweerders van 2 april 2013 op het concept dekenbezwaar van 20 maart 2013 heeft het standpunt van de deken niet gewijzigd.

 

4          VERWEER

4.1      Door verweerders wordt ontkend dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld. Verweerders benadrukken dat de raad van toezicht heeft vastgesteld dat de uren die door verweerders in rekening zijn gebracht ook daadwerkelijk zijn besteed en nuttig en noodzakelijk zijn geweest. Enkel de doelmatigheid wordt door de raad van toezicht in twijfel getrokken. De visie van de raad van toezicht komt er volgens verweerders op neer dat verweerders hun tijd efficiënter hadden moeten gebruiken. Verweerders zijn van mening dat de enkele vaststelling dat door hen werkzaamheden in bepaalde gevallen niet doelmatig zijn geweest, niet betekent dat excessief is gedeclareerd. Verweerders zijn het bovendien oneens met de afboekingen die door de raad van toezicht worden gedaan. Verweerders geven aan dat de inhoud en totstandkoming van de beslissing van de raad van toezicht en het dekenbezwaar zich niet goed verhouden met de vrijheid die de advocaat moet hebben in het behandelen van een aan hem ter beschikking gesteld dossier.

4.2      Verweerders wijzen op de goede resultaten die zij voor de heer X hebben behaald en benadrukken dat buiten iedere discussie staat dat alle inspanningen die vanuit de zijde van verweerders zijn verricht voor de heer X tot een aanzienlijk beter resultaat hebben geleid dan als deze kwestie zou zijn behandeld door Z.. Verweerders hebben de heer X geadviseerd redenerend vanuit zijn belang. De conclusie van verweerders is dat zij zich op een juiste en adequate wijze hebben gekweten van de taakstelling die de Advocatenwet aan een advocaat toeschrijft. Het belang van de cliënt heeft voorop gestaan, niet het belang om de kwestie snel af te ronden en dan ook niet teveel kosten te maken. Verweerders benadrukken dat het dossier van de heer X een omvangrijke en ingewikkelde kwestie betrof waarbij een groot aantal arbeidsrechtelijke maar ook fiscaal- en pensioenrechtelijke en sociaal zekerheidsrechtelijke vraagstukken in onderlinge samenhang bezien dienden te worden. De bestede tijd in de advisering is volgens verweerders redelijk en noodzakelijk. Verweerders hebben bovendien de opmerkingen van de raad van toezicht over het beter bijhouden van notities ten aanzien van besprekingen en telefoongesprekken ter harte genomen en hun werkwijze daarop aangepast. Verweerders zijn dan ook van mening dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld.

 

5          BEOORDELING

5.1      Uitgangspunt bij de beoordeling is de regel dat de advocaat bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen. Voor de beoordeling van (de redelijkheid van) een declaratie in burgerlijke zaken is uitsluitend de begrotingsprocedure van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken beslissend. De tuchtrechter waakt slechts tegen excessief declareren.

5.2      De deken heeft ter onderbouwing van de klacht verwezen naar de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht van 8 februari 2013. Bij die beslissing heeft de raad van toezicht de declaraties van verweerders begroot niet op het verzochte bedrag van € 50.489,29 inclusief BTW, maar op een bedrag van € 30.812,46 inclusief BTW. De totale tijdsbesteding van verweerders bedraagt 7.410 minuten. Daarvan zijn 4.662 minuten door verweerder sub 2 besteed en 2.748 minuten door verweerder sub 1. De raad van toezicht heeft in totaal 2.946 minuten op de declaraties van verweerders in mindering gebracht. Daarvan zijn 2.046 minuten door verweerder sub 2 besteed en 900 minuten door verweerder sub 1. Het voorgaande betekent dat 43% van de door verweerder sub 2 verrichte werkzaamheden is geschrapt en 32% van de door verweerder sub 1 verrichte werkzaamheden.

5.3      Verweerders hebben, bij brief van hun gemachtigde van 2 december 2013 aangegeven af te zien van het aanwenden van het rechtsmiddel als bedoeld in artikel 33 Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken. Verweerders leggen zich derhalve neer bij de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht van 8 februari 2013.

5.4      Gelet op het voorgaande staat derhalve als niet betwist vast dat de declaraties van verweerders aan Z. uiteindelijk met een zo groot bedrag zijn verminderd, dat de raad op grond hiervan tot het oordeel komt dat het oorspronkelijk aan Z. in rekening gebrachte bedrag als excessief dient te worden beschouwd. Het feit dat de raad van toezicht heeft geoordeeld dat de werkzaamheden wel degelijk zijn verricht, maar niet altijd doelmatig waren, maakt dat, in tegenstelling tot hetgeen verweerders betogen, niet anders. Feit is immers dat verweerders, zo hebben zij ter zitting erkend, diverse werkzaamheden dubbel hebben verricht omdat aan de cliënt keer op keer dezelfde dingen moesten worden uitgelegd. Voor al die werkzaamheden is echter wel het specialistentarief van verweerders aan Z. in rekening gebracht. Verweerders hadden er voor moeten waken dat geen dubbele werkzaamheden werden verricht, althans hadden die werkzaamheden niet (tegen dat specialistentarief) in rekening mogen brengen.

De raad zal de klacht tegen verweerders dan ook gegrond verklaren.    

 

6.       MAATREGEL

De raad is van oordeel dat, gelet op de ernst van de verweten gedraging en de hoogte van de matiging door de raad van toezicht (op het oorspronkelijk gedeclareerde bedrag van bijna € 50.000,00 is circa € 20.000,00 in mindering gebracht), een berisping passend zou zijn. Gelet echter op hetgeen ter zitting is besproken en het nadien door verweerders getoonde inzicht, zal de raad volstaan met een enkele waarschuwing.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerders op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

 

Aldus gewezen door mevrouw mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.W.J.M. Theunissen, L.B.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.              

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        verweerders

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl