Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:23

Zaaknummer

R. 4259/13.166

Inhoudsindicatie

De beklaagde advocaat heeft ten onrechte bij een derde partij de schijn gewekt op te treden voor een partij. De klacht is gegrond. Maatregel berisping.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 4 juli 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/83, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 2 december 2013 van de raad. Klaagster werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer S. en mevrouw T. en bijgestaan door mr. S., advocaat te E.. Verweerder werd ter zitting bijgestaan door mr. R., advocaat te M.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De heer en mevrouw L. stelden een vordering planschade op de gemeente Westvoorne te hebben. Ten behoeve van het verhaal van deze vordering hebben de heer en mevrouw L. met B. Consultancy BV op 6 februari 2007 een overeenkomst gesloten waarbij B. Consultancy BV zowel in als buiten rechte de belangen van de heer en mevrouw L. zal behartigen om de geleden planschade door de gemeente Westvoorne vergoed te krijgen.

2.3 In deze overeenkomst is opgenomen dat B. Consultancy BV een vergoeding zal ontvangen ter hoogte van het 15% van de door de gemeente Westvoorne aan de heer en mevrouw L. te betalen bedrag voor de geleden planschade.

2.4 De vordering van de heer en mevrouw L. op de gemeente Westvoorne is begin 2008 openbaar verpand aan klaagster.

2.5 In het kader van de verpanding van de vordering aan klaagster is een schriftelijke afspraak gemaakt tussen klaagster en B. Consultancy BV, voor zover in deze relevant, inhoudende:

“…Wij spraken af dat na afloop van de te voeren procedure de alsdan vrijkomende geldsom rechtens zal worden uitbetaald aan klaagster (red.) aan welke hiervoor pandrecht werd verstrekt.

….

Klaagster (red.) verbindt zich om na ontvangst van de geldsom per direct het percentage ad 15% als vastgelegd in de opgenomen overeenkomst aan B. Consultancy BV (red.) betaalbaar stellen.

…”

2.6 Verweerder heeft op verzoek van B. Consultancy BV de belangen behartigd van de heer en mevrouw L. in de betreffende procedure tot verhaal van de vergoeding van de geleden planschade.

2.7 In de betreffende procedure heeft verweerder namens zijn cliënten een aanvullend bezwaarschrift ingediend bij het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westvoorne. In dit aanvullend bezwaarschrift is door verweerder, na de namen van zijn cliënten, opgenomen de naam van klaagster met daaraan gekoppeld de tekst:

“…aan wie door klagers (lees: de cliënten van verweerder red.) de vordering terzake geleden planschade op de gemeente Westvoorne op 8 april 2008 is verpand en die zich voegt aan de zijde van klagers (lees: de cliënten van verweerder red.).

..”

2.8 Bij brief van 11 maart 2011 heeft verweerder de stand van zaken in de procedure aan klaagster bericht alsmede een exemplaar van het onder 2.7 bedoelde aanvullend bezwaarschrift toegezonden.

2.9 Op 21 februari 2012 is door de gemeenteraad van Westvoorne een krediet beschikbaar gesteld om op basis van een besluit van 8 november 2011 de heer en mevrouw L. een bedrag uit te keren van € 192.843,61. Diezelfde dag heeft verweerder de gemeente Westvoorne een brief gezonden, waarin hij heeft verzocht voornoemd bedrag over te maken op de rekening van de Stichting derdengelden van verweerder, aan welk verzoek de gemeente heeft voldaan.

2.10 Op 14 maart 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de vertegenwoordiger van klaagster en zijn assistente, een vertegenwoordiger van B. Consultancy BV en verweerder.

2.11 Op 3 april 2012 heeft klaagster de inhoud van dit gesprek aan een vertegenwoordiger van B. Consultancy BV bevestigd. Voor zover in deze relevant, wordt door klaagster geschreven:

“…….U heeft aangegeven dat door de gemeente Westvoorne een eerste deelbetaling van de schade is ontvangen op de derdenrekening van DM Advocaten ter grootte van € 192.917,17. Onder verwijzing naar de overeenkomst tussen klaagster en u (zie bijlage 2) d.d. 27-03-2008 en de verpanding van de vordering van de heer en mevrouw L. (red.) op de gemeente Westvoorne (zie bijlage 3) d.d. 08-04-2008 verzoek ik u het  verschil van € 192.843,61 - € 28.926,54 ofwel € 163.917,07 over te maken op rekeningnummer (red.) t.n.v. klaagster (red.) ..” Het bedrag van € 28.926,54 betreft de overeengekomen 15% vergoeding voor uw kantoor in deze procedure en kan derhalve naar uw rekening worden overgeboekt.

….”

2.12 Verweerder heeft vanaf zijn derdengeldrekening op 23 maart 2012 een bedrag van € 101.988,25 aan klaagster en een bedrag van € 90.918,82 aan B. Consultancy BV (haar factuur aan haar cliënten van 20 maart 2012) voldaan.

2.13 De gemeente Westvoorne heeft laten weten dat zij ervan uitging dat verweerder voor klaagster optrad en dat zij derhalve bevrijdend aan verweerder heeft betaald.

2.14 Bij brief van 21 september 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

Klaagster stelt dat verweerder zich ten onrechte heeft uitgegeven als advocaat van de Rabobank en daarmee de gedragsregels 1 en 10 heeft overtreden.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat de basis voor het conflict ligt in een op 4 juli 2012 gehouden bespreking tussen B. Consultancy BV, klaagster en verweerder. Tijdens deze bespreking is onenigheid ontstaan over de uitleg van de op 27 maart 2008 gesloten overeenkomst tussen klaagster en B. Consultancy BV.

4.2 Verweerder heeft gesteld dat klaagster vanaf de verpanding van de vordering op de hoogte is gehouden van het verloop van de planschadeprocedure. Het aanvullend bezwaarschrift waarin klaagster als partij is opgenomen, is op 11 maart 2011 aan klaagster verzonden. Daarop stelt verweerder geen commentaar te hebben ontvangen. Op 14 maart 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden met de vertegenwoordiger van klaagster en B. Consultancy BV en verweerder. Verweerder heeft gesteld dat in die bespreking aan de vertegenwoordiger van klaagster is meegedeeld dat door de Stichting Beheer Derdengelden van verweerder van de gemeente Westvoorne een bedrag van € 192.843,61 is ontvangen. Toen is de afspraak gemaakt dat indien het restant van de claim op de gemeente Westvoorne eveneens via de Stichting Beheer Derdengelden van verweerder was ontvangen er 15% kon worden achtergehouden ten behoeve van B. Consultancy BV, welke afspraak door klaagster is bevestigd bij brief van 3 april 2012. Op 23 maart 2012 heeft verweerder vanaf zijn derdengeldrekening de ontvangen gelden doorbetaald op instructie van B. Consultancy BV namens de cliënten.

4.3 Verweerder is van mening dat bij alle partijen geen sprake kan zijn van enig misverstand over de vraag voor wie hij als advocaat is opgetreden. Verweerder heeft voorts gesteld dat de kern van het conflict is gelegen in het geschil tussen klaagster en B. Consultancy BV over de hoogte van de vergoeding van B. Consultancy BV, waar verweerder zelf part noch deel aan heeft.

 

5 BEOORDELING

5.1 Vooropgesteld zij dat een advocaat dient te voorkomen dat er misverstanden ontstaan over de hoedanigheid waarin hij optreedt. Klaagster verwijt verweerder dat hij zich ten onrechte heeft uitgegeven als haar advocaat.

5.2 Uit de stukken blijkt dat op 11 maart 2011 een aanvullend bezwaarschrift is ingediend bij de gemeente Westvoorne. In dit bezwaarschrift is door verweerder in de kop de naam van klaagster opgenomen met de toelichting dat de cliënten van verweerder hun vordering ter zake geleden planschade aan klaagster hebben verpand en de aanvulling dat klaagster zich in de betreffende procedure voegt en tenslotte dat verweerder voor alle genoemde partijen (tezamen in het aanvullend bezwaarschrift genaamd: “klagers”) optreedt als gemachtigde. Verweerder heeft dit aanvullend bezwaarschrift eerst na indiening aan klaagster doen toekomen. Zelfs al heeft verweerder het bezwaarschrift aan klaagster gezonden, dan nog is dat naar het oordeel van de raad (veruit) onvoldoende om uit die gang van zaken te kunnen destilleren dat verweerder van klaagster opdracht heeft gekregen als haar gemachtigde op te treden. Daartoe is een expliciete opdracht vereist die, in beginsel, dient te zijn vastgelegd in een schriftelijke opdrachtbevestiging. Een cliënt wordt niet stilzwijgend een cliënt en kan ook niet stilzwijgend geacht worden in te stemmen met een processtuk, waarin de indruk wordt gewekt dat zij wel cliënt zou zijn.

5.3 Daarnaast bestaat onduidelijkheid over de gelden die de gemeente Westvoorne heeft uitgekeerd op de derdengeldrekening van verweerder. De gemeente Westvoorne stelt dat zij op het moment van betaling uitging van het feit dat verweerder optrad voor klaagster. De vraag of de gemeente Westvoorne had mogen concluderen dat dit inderdaad het geval was, is een kwestie die de rechter op dit moment beoordeelt en waarover de raad geen inhoudelijk oordeel geeft. In ieder geval zijn er geen stukken waaruit blijkt dat de advocaat van klaagster, dan wel klaagster zelf, vooraf toestemming heeft gegeven voor het overmaken van de gelden op de derdenrekening van verweerder.

5.4 De raad stelt vast dat verweerder zich in het betreffende aanvullende bezwaarschrift heeft uitgegeven als de gemachtigde van klaagster, terwijl hij daartoe niet gemachtigd was. Vervolgens heeft verweerder aan de gemeente Westvoorne namens zijn cliënten verzocht de planschade aan hem uit te keren in de wetenschap dat de vordering was verpand aan klaagster en daarmee de gemeente Westvoorne in de waan gelaten tevens voor klaagster op te treden. Daarmee heeft verweerder in strijd met de geldende gedragsregels gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl