Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:61

Zaaknummer

R.4330/13.237

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking van de kamer die een verzet zal behandelen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou zijn.

Inhoudsindicatie

Een verzoek tot wraking van de wrakingskamer, gedaan een dag voor de behandeling van het wrakingsverzoek, wordt wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk verklaard. Wrakingsverzoek afgewezen.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Verzoeker heeft bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, hierna: de deken, een klacht ingediend tegen mr. D, kantoorhoudende te Den Haag.

1.2 De deken heeft de klacht ter kennis van de Raad van Discipline gebracht bij brief van 16 september 2013, door de raad ontvangen op 17 september 2013.

1.3 Bij beslissing van 15 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

1.4 Tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter heeft klager per e-mail en telefax van 26 oktober 2013 verzet ingesteld.

1.5 De griffier heeft klager op 21 februari 2014 bericht dat het verzet zal worden behandeld op de zitting van de raad van 17 maart 2014, onder vermelding van de samenstelling van de raad.  

De kamer die het verzet zal behandelen is samengesteld uit verweerders.

1.6 Per e-mail van 28 februari 2014 heeft verzoeker “de tuchtkamer” gewraakt, hetgeen de wrakingskamer opvat als een wraking van verweerders.

1.7 Per e-mail van 4 maart 2014 heeft verzoeker in gedeelten zijn pleitnota in de tuchtzaak tegen mr. D aan de raad toegezonden.

1.8 De griffier heeft verzoeker en verweerders bij brieven van 4 maart 2014 bericht dat het wrakingsverzoek zou worden behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 10 maart 2014 om 12:00 uur.

1.9 Per e-mail van 5 maart 2014 heeft verzoeker verzocht om aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek.

1.10 Bij brief van 5 maart 2014 heeft de griffier aan verzoeker bericht dat diens verzoek tot aanhouding van de behandeling van het wrakingsverzoek niet kon worden gehonoreerd en dat de behandeling van het wrakingsverzoek op 10 maart 2014 te 12:00 uur gewoon doorgang zou vinden.

1.11 Bij brief van 6 maart 2014 heeft de griffier aan verzoeker opnieuw meegedeeld dat het wrakingsverzoek op 10 maart 2014 zou worden behandeld door de voorzitter en de leden van de raad (waarvan de namen eerder aan verzoeker waren meegedeeld).

1.12 Naar aanleiding van een e-mail van verzoeker van 6 maart 2014 heeft de griffier bij brief van 7 maart 2014 aan verzoeker meegedeeld dat hij zijn vragen of bezwaren, vermeld in zijn e-mail van 6 maart 2014, ter zitting van 10 maart 2014 aan de wrakingskamer kon voorleggen.

1.13 Per e-mail van (zondag) 9 maart 2014 (verzonden 11:58 uur) heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt.

1.14 Bij brief en e-mail van 10 maart 2014 heeft de griffier verzoeker opnieuw bericht dat de behandeling van het wrakingsverzoek op 10 maart 2014 om 12:00 uur doorgang zou vinden. De e-mail is verzonden aan de e-mailadressen die verzoeker tot dat moment had gebruikt.

1.15 Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 10 maart 2014. Ter zitting is niemand verschenen.

 

2 GRONDEN VOOR HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 In het wrakingsverzoek van 28 februari 2014 heeft verzoeker – zakelijk weergegeven – de gronden voor het wrakingsverzoek als volgt vermeld. De raad noemt niet de in het wrakingsverzoek vermelde bezwaren tegen mr. D, doch enkel de gronden voor zover betrekking hebbende op verweerders als leden van de kamer die het verzet in de tuchtzaak tegen mr. D op 17 maart 2014 zou behandelen.

2.2 Mr. E was de rechter die een rol heeft gespeeld in een door mr. D behandelde zaak. De voorzitter is gelijk met mr. E haar loopbaan begonnen. Dat schept een bijzondere band en de voorzitter en mr. E moeten elkaar dus extra goed kennen. Er was sprake van een vriendschappelijke band. De maatregel van de Raad van Discipline of de voorzitter tegen mr. D brengt ook mr. E in gevaar, dus zou de voorzitter daarmee de positie van mr. E ernstig in gevaar brengen. De voorzitter kan de schijn van partijdigheid niet buitensluiten ofwel heeft de voorzitter verzoeker de vrees niet ontnomen door zich niet terug te trekken.

2.3 De plaatsvervangend voorzitter, die de beslissing waartegen het verzet zich richt heeft gewezen, is commissaris bij de Rabobank, die betrokken is bij de hoofdzaak, en hij en de voorzitter hebben zeer nauwe banden en de voorzitter heeft verzoeker de vrees niet ontnomen door zich niet terug te trekken.

2.4 Ten tijde van de inbreng van verzoekers klacht was de voormalig voorzitter van de Raad van Discipline ook lid van de KvhN. De banden zijn dermate meervoudig verstrengeld dat de mogelijke schijn van belangenverstrengeling niet langer meer uit te sluiten is.

2.5 Toen verzoeker onlangs uitstel vroeg aan de Raad van Discipline werd dat zonder motivering afgewezen. Op eerdere verzoeken heeft mr. D wel uitstel gekregen. De beklaagde wordt door de Raad van Discipline aantoonbaar bevoordeeld en verzoeker wordt onweerlegbaar benadeeld.  

In plaats van meer zittingstijd is op voorhand de spreektijd in de zitting op maximaal 10 minuten vastgesteld.

2.6 De Raad van Discipline belemmert bewust een eerlijke rechtsgang door onder andere gespecificeerde, door verzoeker genoemde stukken, niet op te eisen en aan hem te laten verstrekken.

2.7 Omdat opzettelijk niet voldaan is aan het verzoek van verzoeker om open te communiceren en eerlijk te handelen wordt verzoeker door de raad verplicht alle leden te wraken.

VERZOEK TOT WRAKING VAN DE LEDEN VAN DE WRAKINGSKAMER

2.8 Het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer berust – zakelijk weergegeven – op de volgende gronden.

2.9 Verzoeker heeft aanspraak op een eerlijke rechtsgang. Het laten belemmeren en/of het niet optreden tegen een belemmering dient beschouwd te worden als waren de leden van de wrakingskamer partijdig. Verzoeker vermoedt vooringenomenheid van de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft geen gemotiveerde argumentatie gegeven om een geluidsopname onder voorwaarden van de wrakingskamer niet aan verzoeker toe te wijzen. De wrakingskamer heeft belang om rechtsgangen te saboteren. De voorzitter van de wrakingskamer was niet ingeroosterd als voorzitter, zodat het wrakingsprotocol is geschonden. Dat is voor verzoeker het bewijs dat men niet integer is en dus ook niet onpartijdig wil zijn.

3 VERWEER

3.1 Verweerders hebben niet inhoudelijk op het verzoek gereageerd.

 

4 COMMUNICATIE

4.1 Verzoeker heeft in zijn e-mail van 5 maart 2014 verzocht om de behandeling van de wraking uit te stellen. Volgens verzoeker is hij behoorlijk ziek en loopt hij teveel risico op een boete van € 30.000,--, celstraf van vier maanden en zware rekening in verband met wrakingskosten van mr. D.

4.2 De wrakingskamer heeft het aanhoudingsverzoek niet gehonoreerd. De griffier heeft verzoeker bij herhaling, onder meer bij brief van 5 maart 2014, bericht dat de behandeling van het wrakingsverzoek op 10 maart 2014 om 12:00 uur doorgang zou vinden. Verzoekers stelling dat hij behoorlijk ziek is, is niet onderbouwd en voor het overige is niet gebleken van een geldige reden voor het aanhoudingsverzoek.

4.3 Bij e-mail van 8 maart 2014 (verzonden 13.40 uur) heeft verzoeker opnieuw een aanhoudingsverzoek gedaan, om reden dat verzoeker vermoedde dat de griffier niet al verzoekers ingebrachte informatie onder de leden van de wrakingskamer had verspreid. Aan het slot van die e-mail deelde verzoeker mee dat hij, omdat hij het voornemen had om naar de zitting te gaan, het mooi zou vinden als hij maandag 10 maart 2014 uiterlijk voor 10.00 uur bericht zou ontvangen of de zaak zou worden aangehouden, zodat hij mogelijk niet voor niets hoefde te komen.

4.4 Verzoeker heeft vervolgens bij e-mail van zondag 9 maart 2014 (verzonden om 17.01 uur) de wrakingskamer gewraakt. Hij verzocht dat wrakingsverzoek voor aanvang van de wrakingszitting in te brengen.

4.5 Aan verzoeker is op maandag 10 maart om 9.25 uur door de secretaresse van de griffier een e-mail verzonden, inhoudende dat de zitting om 12.00 uur doorgang zou vinden. Gebleken is, dat het e-mailadres van verzoeker daarbij niet juist is overgenomen en dat het e-mailbericht naar dat –blijkbaar niet bestaande- adres is gestuurd. De secretaresse heeft geen foutmelding teruggekregen. Desgevraagd heeft de secretaresse verzoeker om 10.54 uur per e-mail een kopie van dit bericht gestuurd, waarna verzoeker heeft geantwoord dat hij van het bericht dat de behandeling doorgang zou vinden, niet tijdig heeft kennisgenomen en daarom niet bij de behandeling aanwezig kon zijn. Verzoeker heeft daarna verlangd dat de behandeling wordt heropend.

4.6 Hoewel de genoemde e-mail van 9.25 uur per abuis mogelijk naar een niet bestaand adres is gestuurd, ziet de wrakingskamer in de gang van zaken geen aanleiding anders te beslissen dan zij heeft gedaan, te weten het laten doorgaan van de zitting, en overweegt in dat verband als volgt.

4.7 Aan verzoeker was vóór 10 maart 2014 reeds een en andermaal te kennen gegeven, dat de behandeling van het wrakingsverzoek van de voorzitter (red.) c.s. zou doorgaan. Verzoeker heeft op 8 maart 2014, na de herhaalde afwijzing van eerdere verzoeken, opnieuw verzocht om aanhouding en verzocht daarbij om uiterlijk maandagochtend 10 maart 2014 voor 10.00 uur bericht te ontvangen of de zaak zou worden aangehouden. Verzoeker heeft in geen geval bericht ontvangen dat de zaak zou worden aangehouden en mocht dus niet aannemen dat de zitting geen doorgang zou vinden. Het had, toen hij het door hem gevraagde bericht niet voor 10.00 uur had ontvangen, op zijn weg gelegen om desgewenst telefonisch bij de griffier van de raad te informeren. Het nalaten daarvan komt voor zijn risico.

 

5.  BEOORDELING

5.1 Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet jo. artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan een lid van de Raad van Discipline worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

5.2 Ten aanzien van de rechterlijke onpartijdigheid wordt onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. 

Bij subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Hier geldt als criterium dat een rechter moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Die vrees voor subjectieve partijdigheid moet bovendien objectief gerechtvaardigd zijn. 

Bij objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven voor de vrees dat een rechter niet onpartijdig is.

5.3 Ten aanzien van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer oordeelt de raad als volgt.

5.4 Door de indiening van dit wrakingsverzoek heeft verzoeker getracht de leden van de wrakingskamer die het initiële verzoek tot wraking dient te behandelen op hun beurt te wraken. De wrakingskamer houdt het ervoor dat een dergelijke gang van zaken evident in strijd komt met een goede procesorde en dat verzoeker misbruik maakt van het middel van wraking. Dit geldt te meer nu het tweede wrakingsverzoek in hoofdzaak gebaseerd is op vermoedens van verzoeker dat de leden van de wrakingskamer vooringenomen zouden zijn en geen concrete feiten of omstandigheden ten aanzien van de voorzitter of de leden van de wrakingskamer bevat die een wrakingsgrond zouden kunnen vormen. Bovendien stelt verzoeker eisen vooraf – d.w.z. voordat de behandeling van het wrakingsverzoek plaatsvindt – die niet passen in een behoorlijke procesorde. 

De wrakingskamer zal dan ook, onder verwijzing naar HR 13 juli 2012 (LJN:BX0922) het tweede wrakingsverzoek wegens misbruik van recht niet-ontvankelijk verklaren.

5.5 Ten aanzien van het wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer als volgt.

5.6 Gelet op het in nummer 5.1 en 5.2 vermelde uitgangspunten voor de beoordeling van een wrakingsverzoek oordeelt de wrakingskamer dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden. 

De enkele omstandigheid, door verzoeker aangevoerd, dat de voorzitter van de kamer en mr. E elkaar kennen – hetgeen overigens niet is komen vast te staan – brengt niet mee dat de rechterlijke onpartijdigheid ten aanzien van het door verzoeker ingestelde verzet in het geding zou zijn. 

De vrees c.q. het vermoeden bij verzoeker dat de mogelijke schijn van belangenverstrengeling niet meer uit te sluiten is, of dat de schijn van partijdigheid niet uitgesloten kan worden, vindt geen enkele steun in de feiten.

Ook is niet gebleken van feiten of omstandigheden die subjectief de vrees voor partijdigheid van voorzitter of leden van de kamer kunnen rechtvaardigen. De behandeling van het verzet heeft immers nog niet plaatsgevonden.

5.7 Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat de blijkbaar bij verzoeker levende grote bezwaren tegen het handelen van mr. D geen rol spelen bij de vraag of de rechterlijke onpartijdigheid van verweerders als leden van de kamer die het verzet zal behandelen schade kan lijden.

5.8 De wrakingskamer is, gelet op de door verzoeker gebezigde argumentatie, van oordeel dat verzoeker door het indienen van het wrakingsverzoek misbruik van het middel van wraking heeft gemaakt. Hierom zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking tegen verweerders niet in behandeling wordt genomen.

 

6.  BESLISSING

 De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage:

- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om wraking voor zover de wraking wordt verzocht van de leden van de wrakingskamer;

- wijst het wrakingsverzoek af;

- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek tegen verweerders niet in behandeling wordt genomen.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, J.A. van Keulen, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.

 

griffier voorzitter                     

 

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- verweerders

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.