Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:176
Zaaknummer
14-090A
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar gegrond. Niet voldoen aan Verordening op de vakbekwaamheid. Oplegging voorwaardelijke schorsing.
Uitspraak
Beslissing van 14 juli 2014
in de zaak 14-090A
naar aanleiding van het bezwaar van:
in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Amsterdam
tegen:
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 april 2014 met kenmerk 40-14-0248, door de raad ontvangen op 10 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een bezwaar ex artikel 46f van de Advocatenwet ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Bij beslissing van de raad van 18 november 2013 heeft de raad aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd, omdat hij in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door niet te voldoen aan zijn aangifteverplichting in het kader van de CCV 2012 en door niet te reageren op herhaaldelijke verzoeken van de deken.
2.3 Bij uitnodiging van 8 januari 2014 heeft de Nederlandse Orde van Advocaten verweerder verzocht om vóór 14 februari 2014 zijn individuele opgave te doen in het kader van de digitale Centrale Controle Verordeningen (CCV) over het jaar 2013.
2.4 De Nederlandse Orde van Advocaten heeft op 7 januari 2014 per e-mail aan alle advocaten die de CCV nog niet hadden ingevuld een herinnering gestuurd. De Amsterdamse Orde heeft de advocaten in haar arrondissement bij e-mail van 10 februari 2014 nog een herinnering gestuurd.
2.5 Omdat verweerder eind februari 2014 nog niet aan zijn verplichting had voldaan, heeft de deken hem op 27 februari 2014 een e-mail gestuurd met het dringende verzoek om zijn volledige opgave over 2013 uiterlijk op 6 maart digitaal in te dienen.
2.6 Bij aanmaningsbrief van 13 maart 2014 heeft de deken verweerder tot 20 maart 2014 de tijd gegeven om zijn CCV opgave te doen. In voormelde brief heeft de deken het voornemen geuit om tot het indienen van een dekenbezwaar over te gaan, indien verweerder wederom in gebreke zou blijven met een adequate reactie en de digitale opgave niet alsnog voor 20 maart 2014 zou indienen. Omdat een reactie uitbleef, heeft een stafmedewerkster van de deken op 24 maart 2014 telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder deelde mee dat hij problemen had met het aanvragen van de pincode behorende bij de advocatenpas en dat hij alsnog opgave zou doen uiterlijk op 28 maart 2014. De opgave is niet gedaan.
2.7 Bij brief met bijlagen van 8 april 2014 heeft de deken het bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Van deze brief heeft verweerder per gelijke post een kopie ontvangen.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij geen aangifte heeft gedaan in het kader van de CCV over het jaar 2013;
b) hij niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van de zijde van de deken tot het doen van aangifte.
3.2 De deken wijst er op dat verweerder, ondanks de waarschuwing die de raad hem vorig jaar heeft opgelegd, nu in herhaling is vervallen en wederom heeft verzuimd om aan herhaaldelijke verzoeken van de deken tijdig te voldoen. Bovendien heeft verweerder ondanks de opgelegde maatregel alsnog verzuimd de CCV-opgave te doen over 2012. In verband daarmee verzoekt de deken de raad om niet alleen een maatregel op te leggen, maar ook een voorwaardelijke maatregel met de bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen twee weken na de in deze te wijzen uitspraak de CCV-opgave doet over 2013. Daarnaast verzoekt de deken als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verweerder over 2012 alsnog door middel van het overleggen van onderliggende stukken behorende bij de CCV-opgave aantoont dat hij in 2012 heeft voldaan en op daarover te stellen vragen en verzoeken om aanvullende informatie steeds binnen twee weken zal reageren.
4 VERWEER
4.1 Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat het hem niet is gelukt om de CCV-opgave te doen, omdat zijn pincode niet werkt. Verweerder heeft erkend dat hij zijn opleidingspunten over 2013 niet heeft gehaald. Verder heeft verweerder gesteld dat hij niet weet of hij over 2012 voldoende punten heeft gehaald, omdat hij op zijn vorige kantoor interne cursussen heeft gevolgd en een en ander niet (voldoende) is geregistreerd. Verweerder heeft benadrukt dat hij in het verleden altijd aan zijn opleidingsverplichting heeft voldaan en dat hij in 2012 zelfs een overloop aan punten had uit het jaar daarvoor.
5 BEOORDELING
5.1 Onderdelen a en b van het bezwaar lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
5.2 Uit hoofde van het bepaalde in de Verordening op de administratie en financiële integriteit en de Verordening op de vakbekwaamheid is verweerder gehouden om tijdig aangifte te doen in het kader van de CCV over het jaar 2013.
5.3 De raad stelt vast dat verweerder ten tijde van het indienen van de behandeling van het dekenbezwaar nog geen aangifte in het kader van de CCV over het jaar 2013 had gedaan en daarmee niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de onder 5.2 genoemde Verordeningen. Onderdeel a van het bezwaar is derhalve gegrond.
5.4 Voorts stelt de raad vast dat verweerder niet op de diverse verzoeken van (stafmedewerksters van) de deken tot het doen van aangifte heeft gereageerd. De raad neemt daarbij in aanmerking dat de deken hem in de Advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) niet naar behoren kan vervullen, indien de advocaat zijn verplichting om aanstonds te reageren op verzoeken van de deken verzaakt. Onderdeel b van het bezwaar is derhalve eveneens gegrond.
5.5 De raad stelt ten slotte vast dat verweerder over het jaar 2012, ondanks de opgelegde waarschuwing, heeft verzuimd alsnog aangifte te doen over 2012. De deken heeft aldus niet kunnen controleren of verweerder heeft voldaan aan zijn verplichtingen, terwijl ter zitting is gebleken dat verweerder in elk geval over 2013 niet heeft voldaan aan zijn verplichting ingevolge de Verordening op de vakbekwaamheid.
5.6 Gelet op het vorenstaande acht de raad het opleggen van een maatregel geboden.
MAATREGEL
6.1 Bij het opleggen van een maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder voor de tweede maal binnen een jaar niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de onder 5.2 genoemde Verordeningen heeft voldaan, terwijl bovendien is gebleken dat verweerder over 2013 niet heeft voldaan aan zijn verplichting uit hoofde van de onder 5.5 genoemde Verordening. Hoewel verweerder niet heeft aangetoond dat hij over 2012 wel aan laatstgenoemde verplichting heeft voldaan, heeft de deken bij wijze van praktische oplossing voorgesteld uit te gaan van de veronderstelling dat verweerder over 2012 10 opleidingspunten heeft gehaald en over 2013 geen. Verweerder kon zich in dat voorstel vinden. Inclusief het verplicht over 2014 te behalen aantal opleidingspunten, zal verweerder derhalve voor het einde van dit jaar 50 opleidingspunten moeten halen om de achterstand in te lopen. De raad ziet daarom aanleiding om een maatregel op te leggen waaraan bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. De ernst van de verwijten rechtvaardigt dan ook een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk van 14 dagen ten nalatigheid . Als bijzondere voorwaarde zal aan deze voorwaardelijke schorsing worden verbonden dat verweerder binnen veertien dagen na deze uitspraak opgave doet van de CCV 2013 alsmede dat verweerder vóór 7 januari 2015 onder overlegging van bewijsstukken aan de deken aantoont dat hij in het jaar 2014 (minimaal) 50 opleidingspunten heeft gehaald.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van veertien dagen;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later – nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan – anders zal bepalen op de grond dat verweerder de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen veertien dagen na deze uitspraak opgave doet van de CCV 2013 alsmede dat verweerder vóór 7 januari 2015 onder overlegging van bewijsstukken aan de deken aantoont dat hij in het jaar 2014 (minimaal) 50 opleidingspunten heeft gehaald.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A. de Groot, L.D.H. Hamer, H.B. de Regt, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl