Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:204

Zaaknummer

L 173 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij ondanks verzoeken en aanmaningen gedaan namens de deken in gebreke blijft de jaarrekening over 2012, de jaarrekening over 2013 en de financiële stukken voor het eerste kwartaal van 2014 aan te leveren. Verweerder trekt geen enkele lering uit eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond. Onvoorwaardelijke schorsing vier maanden

Uitspraak

Beslissing van 1 september 2014

     in de zaak L173-2014

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

 

deken

 

 

tegen:

 

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 juni 2014 met kenmerk DOK 14-089, door de raad ontvangen op 23 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De griffier van de raad heeft verweerder en de deken opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 14 juli 2014, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting nadere stukken te overleggen naar aanleiding van het bezwaar van de deken.

 

1.3      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 14 juli 2014 in aanwezigheid van mw. mr. H., adjunct-secretaris, en mw. mr. K., lid van de raad van toezicht, namens de deken. Verweerder heeft de raad bij faxbericht d.d. 14 juli 2014 te 14:29 uur bericht dat hij wegens onvoorziene omstandigheden niet in staat was om te verschijnen. Verweerder heeft niet om aanhouding verzocht. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

 

-       De brief van de deken d.d. 19 juni 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 3 juni 2013 heeft in het kader van het pro-actieve toezicht door de Raad van Toezicht een kantoorbezoek plaatsgevonden aan verweerders kantoor. Verweerder heeft bij gelegenheid van dit bezoek toegezegd dat de jaarstukken 2012 uiterlijk op 1 augustus 2013 aan het bureau van de Orde zouden worden toegestuurd. Tevens heeft verweerder toegezegd dat een overzicht van de derdengelden 2011, 2012 en 2013 uiterlijk op 1 augustus 2013 aan het bureau van de Orde zouden worden toegestuurd.

 

2.2      De stukken derdengelden zijn, na diverse aanmaningen, door het bureau van de Orde eerst op 21 oktober 2013 ontvangen. Omdat de jaarstukken 2012 niet werden ontvangen is op 23 oktober 2013 een dekenbezwaar ingediend waarover de raad bij beslissing d.d. 27 januari 2014 heeft geoordeeld. In die beslissing (met kenmerk L332-2014) heeft de raad het dekenbezwaar gegrond verklaard en aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand opgelegd. Verweerder is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan.

 

2.3      Naar aanleiding van de door verweerder overgelegde stukken van de derdengeldrekening heeft de heer B (Unit Financieel Toezicht Advocatuur) op verzoek van de deken een kantoorbezoek gebracht op 20 november 2013. Verweerder heeft aan de heer B toegezegd de jaarrekening 2012 binnen twee weken na het bezoek toe te sturen en kort daarna de tussentijdse cijfers 2013 (tot en met september 2013) te zullen toesturen. Verder zijn tijdens het kantoorbezoek op 20 november 2013 enkele zaken besproken inzake de derdengeldrekening.

 

2.4      Op 18 januari 2014 heeft verweerder enkele cijfers verzonden aan de heer B. Op 21 januari heeft de heer B aan verweerder verzocht om zijn afspraak na te komen en uiterlijk 13 februari 2014 de jaarrekening 2012 toe te zenden en de gegevens van de accountant door te geven en deze afspraak te bevestigen. Op 28 januari 2014 heeft de heer B een rappel gezonden aan verweerder. Op 14 februari 2014 heeft de heer B wederom een rappel aan verweerder gestuurd met het verzoek om contact op te nemen. Op 17 februari 2014 heeft de heer B aan verweerder bericht dat hij heeft geprobeerd om verweerder telefonisch te bereiken, maar dat de telefoon niet werd opgenomen. De heer B heeft aan verweerder medegedeeld dat hij de deken zou informeren indien hij op 18 februari 2014 nog niet van verweerder zou hebben vernomen.

 

2.5      Op 18 februari 2014 heeft verweerder aan de heer B bericht dat hij met de accountant heeft afgesproken dat de jaarstukken 2012 en 2013 uiterlijk op 31 maart 2014 gereed dienen te zijn en dat dan ook het eerste kwartaaloverzicht financiën 2014 zal worden opgemaakt. Op 7 april 2014 heeft de heer B verweerder verzocht om de jaarrekening 2012 en 2013 toe te zenden. Op 23 april 2014 heeft verweerder de heer B bericht dat hij ervan op de hoogte was dat de heer B op 22 april 2014 tweemaal tevergeefs heeft geprobeerd telefonisch contact op te nemen met verweerder en dat zijn accountant inmiddels definitief is uitgevallen en hij doende is om een vervanger te zoeken en uiterlijk 30 april 2014 aan de heer B zal berichten wie de jaarstukken zal afhandelen en binnen welk tijdschema.

 

2.6      Op 24 april 2014 heeft de heer B verweerder bericht dat hij nog steeds geen stukken had ontvangen en dat hij de deken zal informeren. Op 9 mei 2014 heeft de heer B verweerder wederom bericht dat hij nog geen jaarrekening 2012 en 2013 had ontvangen en dat hij evenmin de naam van de nieuwe accountant van verweerder had mogen vernemen.

 

2.7      Op 6 juni 2014 heeft verweerder de heer B bericht dat zijn accountant was overleden en dat de jaarstukken 2012 uiterlijk op 16 juli 2014 gereed zouden zijn en de jaarstukken 2013 op 16 augustus 2014. Verweerder heeft de naam van zijn nieuwe accountant niet bekend gemaakt.

 

2.8      Op 19 juni 2014 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend bij de raad.

 

3          BEZWAAR

 

3.1     Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

          ondanks verzoeken en aanmaningen gedaan namens de deken in gebreke blijft de jaarrekening over 2012, de jaarrekening over 2013 en de financiële stukken voor het eerste kwartaal van 2014 aan te leveren.

 

 

 

4          VERWEER

 

4.1     V erweerder is niet ter zitting van de raad verschenen. Evenmin heeft verweerder gebruik gemaakt van de gelegenheid om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Derhalve is van verweerder geen verweer bekend.

 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens bijzondere gevallen.

 

5.2     Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Verweerder heeft de deken herhaaldelijk toezeggingen gedaan, welke hij even zo vaak niet is nagekomen. Kennelijk heeft verweerder zijn kantooradministratie niet op orde. Verweerder heeft naar voren gebracht dat zijn accountant ziek was en vervolgens dat zijn accountant was overleden. Deze omstandigheden ontslaan een advocaat echter niet van de verplichting om zijn kantooradministratie op orde te houden, noch van de verplichting om aan de deken de gevraagde financiële bescheiden over te leggen.

 

5.3     De raad is van oordeel dat verweerder, door ondanks herhaalde verzoeken van de deken na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen, niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal het bezwaar van de deken dan ook gegrond verklaren.

 

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      Het niet overleggen van de door de deken gevraagde financiële bescheiden valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Immers door niet te reageren op verzoeken van de deken om de financiële bescheiden wordt diens taakuitoefening en daarmee het toezicht op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk gemaakt.

 

6.2      Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Evenmin is verweerder ter zitting van de raad verschenen. Verweerder heeft aldus niet alleen geen enkel relevant verweer ter verklaring voor zijn gedrag naar voren gebracht, het hem tuchtrechtelijk verweten gedrag staat niet op zichzelf. Immers, aan verweerder zijn al eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, zo ook voor het niet informeren van de deken. Voorts is verweerder in de zaak L167-2014, waarin vandaag eveneens uitspraak wordt gedaan, naar aanleiding van een afzonderlijk dekenbezwaar,door de raad veroordeeld tot een berisping wegens het niet reageren op brieven van de deken naar aanleiding van een door de deken ingesteld tuchtrechtelijk onderzoek.

 

6.3      Bovendien is nog zeer recent bij beslissing van de raad d.d. 27 januari 2014 (met kenmerk L332-2014) een dekenbezwaar gegrond verklaard en aan verweerder een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand opgelegd. Het dekenbezwaar in deze zaak hield in dat verweerder in gebreke bleef om de jaarstukken over het jaar 2012 aan de deken te overleggen. Verweerder heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven dat hij uit de beslissing van de raad lering heeft getrokken, nu verweerder de jaarstukken 2012 nog altijd niet aan de deken heeft verstrekt.

 

6.4      Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder en gelet op de omstandigheid dat verweerder klaarblijkelijk geen enkele lering heeft getrokken uit eerdere zowel door de raad als het Hof van Discipline aan hem opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, is de raad van oordeel dat thans niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.       verklaart het bezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden;

2.       bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aan het einde van laatstbedoelde schorsing dan wel direct vanaf de hernieuwde inschrijving op het tableau;

3.       draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, M.B.Ph. Geeraedts, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op   2 september 2014   

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-         verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-                    verweerder

-                    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

 

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl