Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:85

Zaaknummer

14-054A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Niet is gebleken dat de advocaat zich grievend over klager heeft uitgelaten, dan wel leugens over hem heeft verkondigd. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 maart 2014

in de zaak 14-054A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 februari 2014 met kenmerk PvRA/AvO 4013-1042, door de raad ontvangen op 20 februari 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder staat de ex-partner van klager (hierna: "de vrouw") bij in een procedure tussen klager en de vrouw omtrent de verbreking van de samenwoning van partijen (omgangsregeling met minderjarige dochter, kinderalimentatie en boedelverdeling).

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich grievend over klager heeft uitgelaten en leugens over hem heeft verkondigd. Zo heeft verweerder - in strijd met de waarheid - aan de rechter en aan klager zelf geschreven dat:

a) klager pedoseksueel zou zijn;

b) klager zedendelicten op zijn naam heeft staan;

c) klager zwaar depressief zou zijn en sterke medicijnen zou gebruiken;

d) klager de vrouw lichamelijk en geestelijk zou hebben mishandeld;

e) klager kinderen zou mishandelen;

f) klager wiet zou kweken en gebruiken;

g) klager de vrouw zou stalken;

h) verweerder klager zou dagvaarden voor het verkrijgen van een straatverbod; en

i) klager zijn inboedel aan de vrouw moest geven terwijl de inboedel van klager is.

3 VERWEER

3.1 In reactie op de klacht heeft verweerder geschreven dat hij zich niet herkent in hetgeen klager heeft gesteld. De door klager genoemde punten – zoals die hierboven onder 2.1 sub a t/m i zijn weergegeven – zijn nimmer door verweerder op die wijze naar voren gebracht. Verweerder heeft, zowel richting de rechter als met klager en zijn advocaat, uitsluitend zakelijk gecommuniceerd. Verweerder heeft zich evenmin grievend over klager uitgelaten.

3.2 Verweerder heeft tijdens de kortgeding procedure namens de vrouw wel gesteld dat klager met justitie in aanraking is geweest in verband met een zedenzaak. Klager heeft dit ter zitting van het kortgeding ook erkend. Naar het oordeel van verweerder was het van belang dit gegeven namens de vrouw naar voren te brengen, omdat de kortgeding procedure onder meer ging over een omgangsregeling met de minderjarige dochter.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Niet is komen vast te staan dat verweerder zich grievend over klager heeft uitgelaten, dan wel dat hij leugens over klager heeft verkondigd. Klager stelt dat verweerder de hierboven onder 2.1 sub a t/m i genoemde punten in brieven aan klager en in de procedure ter zitting naar voren heeft gebracht, maar hij laat na deze stelling met stukken te staven, zelfs na herhaald verzoek hiertoe van de deken. Gezien het onderwerp van de kortgeding procedure, te weten een omgangsregeling met de minderjarige dochter, is het bovendien niet onbegrijpelijk dat verweerder namens de vrouw naar voren heeft gebracht dat klager met justitie in aanraking is geweest in verband met een zedenzaak. Daarbij is voorts van belang dat klager niet heeft betwist - het door verweerder in onderhavige klachtprocedure aangedragen verweer - dat hij ter zitting van de procedure tegen de vrouw heeft erkend dat hij met justitie in aanraking is geweest in verband met een zedenzaak. Ook voor het overige kan de voorzitter uit de door klager overgelegde stukken niet afleiden dat verweerder de grenzen van zijn advocatuurlijke vrijheid ten opzichte van klager, als wederpartij van de vrouw, heeft overschreden. De klacht is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, als griffier op 17 maart 2014.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen [klager/klaagster] en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [ plaats ] binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.