Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:214

Zaaknummer

R. 4460/14.46

Inhoudsindicatie

Het behoort tot de op de advocaat rustende zorgplicht jegens zijn cliënt om deze deugdelijk te informeren omtrent de gevolgen van afspraken die gemaakt worden met betrekking tot onder meer kinder- en partneralimentatie.

Inhoudsindicatie

Verweerster kan een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden van het misverstand en het geschil dat ontstaan is doordat er in het convenant een bedrag van € 2.586,00 is opgenomen in plaats van het door klager aan zijn toenmalige echtgenote te betalen bedrag aan partneralimentatie van € 1.500,00. Verweerster heeft noch bij de accountant noch bij klager geverifieerd op welke wijze het door klager genoemde bedrag van € 2.586,00 tot stand is gekomen.

Inhoudsindicatie

De klacht wordt gegrond verklaard en aan verweerster wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 februari 2014 met kenmerk R2014/23, door de raad ontvangen op 19 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot, mr. E. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft de belangen van klager behartigd in het kader van de ontbinding van zijn huwelijk.

2.2 Bij e-mailbericht van 8 juni 2011 heeft klager verweerster onder meer meegedeeld dat hij met zijn toenmalige echtgenote overeengekomen is dat de partneralimentatie € 1.500,00 netto per maand zal bedragen.

2.3 Op 23 november 2011 heeft er overleg plaatsgevonden tussen klager, zijn toenmalige echtgenote en de accountant om de over de hoogte van de alimentatie gemaakte afspraken te bevestigen en invulling te geven aan een aantal andere zaken.

2.4 Bij e-mailbericht van 6 februari 2012 heeft verweerster de accountant van klager verzocht om haar mee te delen wat het bruto equivalent is van

€ 1.500,00 netto.

2.5 Bij e-mailbericht van eveneens 6 februari 2012 heeft de accountant verweerster onder meer geschreven:

“Kunt u aangeven wat u bedoelt met de bruto equivalent van € 1.500,00 netto alimentatie? Er zit een verschil in berekening voor wat betreft de partner- en de kinderalimentatie in verband met mogelijke aftrekbaarheid in de inkomstenbelasting. Als u bedoelt wat het [klager] extra aan loon kost om

€ 1.500,00 netto te betalen, is dit € 3.125,00 uitgaande van een effectieve belastingheffing van 52%”.

2.6 Naar aanleiding van dit e-mailbericht heeft verweerster de accountant onder meer geschreven:

“(…)

Het bruto equivalent van € 1.500,00 netto alimentatie betekent wat mijn cliënt bruto dient te betalen om € 1.500,00 door mevrouw te laten ontvangen als partneralimentatie. (…)”

2.7 In reactie op het e-mailbericht van verweerster deelt de accountant per e-mail op 13 februari 2012 onder meer mee:

“(…)

De problematiek over alimentatie is mijns inziens niet anders als in mijn eerdere mail gesteld. Als de heer M. € 1.500,00 netto moet betalen kost hem dat het eerder genoemde bedrag van € 3.125,00. Het is niet aan mij om een uitspraak te doen over de fiscale positie van [voormalige echtgenote van klager], daar ik niet op de hoogte ben van haar eventuele andere inkomsten, danwel aftrekposten.”

2.8 In het concept echtscheidingsconvenant van 22 maart 2012 is in artikel 2.2 onder meer vermeld dat dient te worden opgenomen het bruto equivalent van € 1.500,00 netto.

2.9 Bij e-mailbericht van 8 mei 2012 heeft klager verweerster onder meer meegedeeld:

“(…) Het concept convenant is getekend en akkoord.

Nog nader in te vullen is:

pagina 4 € 1.500,00 netto per maand ([ex-echtgenote van klager] draagt zelf van dit bedrag belasting af)

(…)”

2.10 In reactie op dit e-mailbericht vraagt verweerster klager op 8 mei 2012 haar te berichten welk bruto bedrag klager moet betalen om zijn ex-echtgenote € 1.500,00 netto per maand te laten overhouden, aangezien een bruto bedrag in het convenant moet worden opgenomen.

2.11 In het door klager en zijn ex-echtgenote ondertekende convenant is uiteindelijk opgenomen in paragraaf 2.2.:

“De man betaalt met ingang van de dag van de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding € 2.586,-- bruto per maand, dit is € 1.500,-- netto per maand, als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw, welk bedrag bij vooruitbetaling maandelijks aan haar zal worden voldaan.”

2.12 Klager heeft in eerste instantie € 1.500,00 voldaan aan zijn ex-echtgenote. Op enig moment heeft zijn ex-echtgenote aanspraak gemaakt op het in het convenant opgenomen bedrag van € 2.586,00.

2.13 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld geraakt in diverse gerechtelijke procedures omtrent hetgeen afgesproken is over de door klager te betalen partneralimentatie.

2.14 Bij brief van 27 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken in het arrondissement Rotterdam beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij in artikel 2.2. van het tussen klager en diens toenmalige echtgenote gesloten echtscheidingsconvenant een onjuist bedrag aan partneralimentatie heeft opgenomen, te weten € 2.586,00 in plaats van het te betalen bedrag van € 1.500,00.

 

4 VERWEER

4.1 Klager is met zijn ex-echtgenote overeengekomen dat klager een bedrag van € 1.500,00 diende te voldoen aan partneralimentatie. Het ging om het bedrag dat de ex-echtgenote van klager diende over te houden van het door klager aan zijn ex-echtgenote te betalen bedrag. Het is ook daarom dat verweerster in de correspondentie met de accountant van klager heeft meegedeeld dat het er om gaat welk bruto bedrag de man dient te betalen zodanig dat

€ 1.500,00 werd overgehouden door zijn ex-echtgenote.

Op het moment dat zij in reactie van klager op het door haar toegestuurde concept convenant doorkreeg dat het op te nemen bedrag, het bruto bedrag van het netto equivalent van € 1.500,00 € 2.586,00 bedroeg, ging zij ervan uit dat dit kortgesloten was met de accountant van klager.

4.2 Verweerster heeft tijdens het intakegesprek met klager besproken hoe het werkt met het betalen van kinder- en partneralimentatie en de fiscale consequenties van te betalen partneralimentatie.

4.3 Verweerster heeft op correcte wijze de belangen van klager behartigd.

 

5 BEOORDELING

5.1 Het behoort tot de op de advocaat rustende zorgplicht jegens zijn cliënt om deze deugdelijk te informeren omtrent de gevolgen van afspraken, die gemaakt worden met betrekking tot onder meer kinder- en partneralimentatie. Uit het dossier is niet gebleken dat verweerster klager op de hoogte heeft gesteld van het systeem van het betalen van partneralimentatie, meer in het bijzonder over de fiscale consequenties daarvan. De brief waarin het intakegesprek bevestigd is, is daartoe onvoldoende.

5.2 Voorts is gebleken dat verweerster bij de accountant noch bij klager geverifieerd heeft op welke wijze het door klager genoemde bedrag van € 2.586,00 tot stand is gekomen. Mede in aanmerking nemende het bericht van 13 februari 2012 van de accountant had dat wel op de weg van verweerster gelegen.

5.3 Uit het klachtdossier en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden van het misverstand en het geschil dat ontstaan is doordat er in het convenant een bedrag van € 2.586,00 is opgenomen. Verweerster heeft niet de zorgvuldigheid betracht ten opzichte van haar cliënt zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.4 De klacht is gegrond.

 

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl