Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:379

Zaaknummer

14-101

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de eigen advocaat over een echtscheiding over de vraag of verweerder voldoende met klaagster had besproken dat haar echtscheidingsverzoek zou worden ingetrokken en dat zij zich aan het verzoek tot echtscheiding van de man zou refereren. Gang van zaken tijdens de zitting is niet voldoende komen vast te staan. Hetzelfde lot treft het klachtonderdeel waarmee klaagster verweerder verwijt dat hij stukken zou zijn kwijtgeraakt waaruit vervalsing van een testament zou blijken.

Uitspraak

Beslissing van 10 november 2014

in de zaak 14-101

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 juni 2014 met kenmerk RvT 14-0029/TRC/ml, door de raad ontvangen op 25 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 september 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de in punt 1.1 genoemde brief met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster in de periode vanaf 23 oktober 2013, op basis van een toevoeging, bijgestaan in een echtscheidingszaak, inclusief de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap. Daarbij speelde de vraag of door haar (ex-)echtgenoot van zijn ouders geërfde bijdragen in die gemeenschap vielen. Klaagster had eerst een andere advocaat, mr. X te A.

2.3    In de echtscheidingszaak was een verzoek tot scheiding van tafel en bed ingediend door de (inmiddels ex-)echtgenoot van klaagster. Bij wijze van verweer diende verweerder namens klaagster een verzoek tot echtscheiding in. Op 3 december 2013 was de zitting bij de rechtbank Midden-Nederland. Tijdens deze zitting is besproken dat de ingediende verzoeken op gespannen voet met elkaar stonden, waarna de zitting kort is geschorst. Na terugkomst van partijen heeft de man zijn verzoek tot scheiding van tafel en bed omgezet in een verzoek tot echtscheiding en heeft verweerder het zelfstandige verzoek tot echtscheiding namens klaagster ingetrokken. De echtscheiding is vervolgens uitgesproken op 11 december 2013.

2.4    Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de gelden die de man uit de nalatenschap van zijn ouders had ontvangen buiten de huwelijksgoederengemeenschap vielen. Er was een brief van de notaris waarin stond dat er sprake was van ‘koude uitsluiting’. Klaagster stelt dat er ook een met de hand geschreven brief zou zijn die een ander licht op de zaak zou werpen, althans waaruit zou blijken dat sprake was van vervalsing van het desbetreffende testament, wat de koude uitsluiting betreft. Deze brief is geen onderdeel van het dossier.

2.5    Bij brief van 30 januari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    tijdens de zitting aangaande de echtscheiding ermee in te stemmen dat het echtscheidingsverzoek van de vrouw werd ingetrokken en  dat de man zijn verzoek tot scheiding van tafel en bed omzette in een verzoek tot echtscheiding indiende, alsmede door tijdens de zitting te melden dat klaagster zich aan dat omgezette verzoek van de man refereerde;

b)    papieren betreffende de erfeniskwestie, die zich in het dossier bevonden, kwijt te raken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder stelt dat tijdens de schorsing van de zitting op 3 december 2013 uit praktisch oogpunt is besproken dat het echtscheidingsverzoek van de vrouw werd ingetrokken, dat de man zijn verzoek tot scheiding van tafel en bed omzette in een verzoek tot echtscheiding en dat klaagster zich aan dat omgezette verzoek van de man refereerde. Klaagster was het met dit alles eens.

4.2    Ten aanzien van de beweerdelijk zoekgeraakte papieren voert verweerder aan dat hij deze niet in het dossier heeft aangetroffen. Hij heeft contact opgenomen met de voorgaande advocaat. Deze wist ook niets van de papieren. Een zoektocht in het dossier in het bijzijn van klaagster leverde ook niets op. Verweerder is van mening dat hij geen papieren is kwijtgeraakt.

5    BEOORDELING

5.1    Het eerste klachtonderdeel betreft de regeling die is getroffen tijdens de zitting van 3 december 2013.  Niet voldoende is komen vast te staan dat de desbetreffende gang van zaken heeft plaatsgevonden zonder toestemming van klaagster. Dat staat reeds aan gegrondverklaring van de klacht in de weg. Bovendien is de raad van oordeel dat klaagster bij die klacht geen belang heeft. Zij en haar ex-echtgenoot wilden beiden de echtscheiding en die is ook uitgesproken. Op wiens formele verzoek de echtscheiding is uitgesproken, heeft geen verdere betekenis en leidt ook niet tot een andere financiële uitkomst, zoals klaagster als uitgangspunt lijkt te nemen. Verweerder kan in dit verband dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt en dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

5.2    Met klachtonderdeel 2) verwijt klaagster verweerder dat hij stukken is kwijtgeraakt, waaruit vervalsing van het testament zou blijken. Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij beschikking had over stukken waaruit blijkt dat er zaken rondom de erfenis van haar ex-echtgenoot zijn vervalst. Verweerder heeft voorts toegelicht dat hij op basis van de wel aanwezige stukken, te weten onder meer een brief van de notaris, heeft vastgesteld dat er een rechtsgeldige wijziging in het testament van de ex-echtgenoot van klaagster had plaatsgevonden, waardoor zijn erfenis buiten de huwelijksgoederengemeenschap viel. Om die reden stelde verweerder vast dat er volgens hem geen sprake was van vervalsing. De raad moet daarmee concluderen dat niet is komen vast te staan dat verweerder heeft beschikt over stukken die hij later is kwijtgeraakt. Klachtonderdeel 2) is daarom eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart klachtonderdelen 1) en 2) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.