Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:233

Zaaknummer

R. 4185/13.92

Inhoudsindicatie

Verzet tegen een voorzittersbeslissing. Van verweerder kan niet worden verlangd dat hij 2 ½ jaar na de feitelijke overdracht van het dossier onvoorwaardelijk in te gaan op het verzoek van klaagster om nadere stukken en info. Verzet grotendeels ongegrond.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 7 mei 2013 met kenmerk K162 2011/2012, door de raad ontvangen op 8 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 4 juni 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klachtonderdelen a en c kennelijk niet-ontvankelijk en de klachtonderdelen b en d kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 juni 2013 aan partijen is verzonden.

1.3 Bij brief van 18 juni 2013, door de raad ontvangen op 19 juni 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft de belangen van klaagster behartigd in een letselschadezaak in de periode 2003 tot en met 2009.

2.3 Verweerder heeft klaagster een opdrachtbevestiging doen toekomen op 3 juni 2003. Verweerder heeft klaagster, voor zover in deze relevant, bevestigd:

“..

Zoals ik U heb medegedeeld bedraagt mijn uurtarief in letselschadezaken op dit moment € 165,00 per uur, exclusief een kostenopslag van 5% en exclusief de verschuldigde BTW. Nu de aansprakelijkheid in dezen is erkend, is de wederpartij gehouden de redelijke kosten voor buitengerechtelijke rechtsbijstand te voldoen. Ik pleeg één keer per kwartaal te declareren en zend mijn declaratie rechtstreeks aan de verzekeringsmaatschappij; de cliënt ontvangt een urenspecificatie ter controle.

Ik heb U tevens medegedeeld dat de werkzaamheden betrekking hebbende op de bestudering van het dossier respectievelijk het uitzetten van een strategie waarschijnlijk niet voor vergoeding in aanmerking zullen komen, omdat de wederpartij zich hoogst waarschijnlijk op het standpunt zal stellen dat het hier dubbele werkzaamheden betreft. U dient er dus rekening mee te houden dat die kosten niet (althans niet aanstonds) zullen worden vergoed.

..”

2.4 Bij brief van 19 oktober 2005 heeft verweerder klaagster, voor zover in deze relevant, bericht:

“..

Verder moet ik betwisten dat tussen ons zou zijn overeengekomen dat Uw kosten door de wederpartij worden vergoed. Ik heb U slechts medegedeeld nu de aansprakelijkheid in deze is erkend, de wederpartij is gehouden de redelijke kosten voor buitengerechtelijke bijstand te voldoen. U heeft kunnen lezen dat en waarom I (red.) zich op het standpunt heeft gesteld dat men de laatste declaraties niet wil voldoen.

..”

2.5 Bij brief van 15 december 2009 heeft verweerder klaagster gemotiveerd bericht dat hij er, gelet op de jongste ontwikkelingen, geen vertrouwen meer in heeft dat de voor een verantwoorde belangenbehartiging gewenste medewerking en openheid alsnog zullen worden verkregen en heeft verweerder geconcludeerd dat hij zich niet langer in staat acht zijn werkzaamheden onder voor hem acceptabele omstandigheden te continueren. Verweerder heeft klaagster verzocht om zich tot een andere belangenbehartiger te wenden.

2.6 Bij e-mail bericht van 22 december 2009 heeft klaagster verweerder verzocht haar de einddeclaratie te doen toekomen alsmede een verantwoording ten aanzien van het geld dat verweerder onder zich heeft gehouden. Voorts heeft klaagster verweerder verzocht om een overzicht van alle door verweerder verstuurde declaraties met specificaties alsmede opgave door wie en wanneer deze declaraties zijn voldaan. Ten slotte heeft klaagster verweerder verzocht haar gehele dossier aan haar beschikbaar te stellen.

2.7 Bij faxbrief van 22 november 2011 heeft verweerder klaagster geschreven:

“De administratie van mijn kantoor leidde mij uw faxbericht van 17 november 2011 door, waarin u vraagt om een aantal financiële bescheiden. Bij gelegenheid van de beëindiging van de belangenbehartiging door ondergetekende (bijna 2 jaar geleden) heb ik u op uw verzoek en overeenkomstig uw instructies een financieel overzicht doen toekomen; bovendien heb ik u desverzocht het complete dossier ter hand gesteld, inclusief declaraties, betaalgegevens en onderliggende bescheiden, welke toentertijd aanleiding hebben gegeven tot opmerkingen van uw kant. Het dossier is al lang en breed gearchiveerd, u beschikt over de relevante bescheiden en ik acht mij dan ook niet gehouden om dit dossier thans nog te lichten met alle daarmee gemoeide tijd en kosten van dien, temeer daar ik niet zie dat u daarmee iets zult verkrijgen wat u niet reeds heeft.

Als u mij de achtergronden van uw verzoek toelicht en aangeeft in welk specifiek opzicht de u ter beschikking gestelde gegevens naar uw mening niet compleet zijn, kan ik bezien of ik u in dezen van dienst kan zijn; mocht blijken van een omissie van mijn kant dan zullen daar uiteraard geen kosten voor in rekening worden gebracht, voor het geval daarvan geen sprake zal blijken te zijn verzoek ik u mij te bevestigen dat u bereid bent de daarmee gemoeide kosten te vergoeden.”

2.8 Bij e-mail bericht van 23 november 2011 heeft klaagster verweerder wederom verzocht om kopieën en specificaties van de declaraties van verweerder.

2.9 Verweerder heeft bij faxbericht van 29 november 2011 zijn aanbod vervat in het e-mail bericht van 22 november 2011 herhaald.

2.10 Klaagster heeft bij e-mailberichten van 30 november, 13 en 21 december 2011 wederom verzocht om kopieën en specificaties van de declaraties van verweerder.

2.11 Verweerder heeft bij e-mail bericht van 22 december 2011 klaagster, voor zover in deze relevant, bericht:

“..

Uw vraag naar de facturen meen ik reeds bij mailbericht van 29 november 2011 genoegzaam te hebben beantwoord. Naar aanleiding van de groeiende stroom – overigens weinig gespecificeerde – verwijten: zover ik zie zijn de meeste al aan de orde gekomen tijdens de behandeling van de zaak en is mijn standpunt dus te kennen uit de gevoerde correspondentie. Voor zover enig verwijt niet aan de orde zou zijn geweest meen ik dat ik hier zoveel jaar na dato niet op hoef in te gaan, hetzij omdat sprake is van verjaring, hetzij wegens niet nakoming van uw protestplicht als vervat in artikel 6:89 BW.”

2.12 Bij e-mail bericht van 23 januari 2012 heeft klaagster verweerder onder meer bericht dat zij een klacht tegen verweerder zal indienen.

2.13 Verweerder heeft klaagster bij e-mail bericht van 24 januari 2012 geschreven:

“Nog een keer: u heeft mij destijds uitdrukkelijk verzocht om afgifte van uw gehele dossier inclusief compleet financieel overzicht met onderliggende bescheiden. Aan dat verzoek heb ik voldaan. In uw mailbericht van 22 december 2009 is te lezen dat ik, indien ik delen van het dossier zou willen behouden, die maar zou moeten kopiëren. Ik ben niet in staat, en al evenmin gehouden, u toe te sturen wat u al heeft. De consequentie van uw verzoek is, dat ik de compleetheid van de nog onder mij ressorterende gegevens niet kan garanderen en voel er dan ook niets voor om thans nog met u daarover in discussie te gaan. De overige inhoud van uw mailbericht laat ik buiten bespreking, onder verwijzing naar respectievelijke handhaving van hetgeen ik u eerder berichtte. Ik hoop u hiermee – te langen leste – voldoende te hebben geïnformeerd; nadere e-mails van uw kant zullen niet meer worden beantwoord.”

2.14 Bij e-mail bericht van 27 januari 2012 heeft klaagster een bemiddelingsverzoek ingediend bij de deken, welk verzoek later is omgezet in een klacht.

 

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. heeft geweigerd de door hem verzonden declaraties met specificaties aan klaagster te doen toekomen;

b. zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster heeft geschonden door informatie met een deskundige te delen;

c. geen toevoeging voor klaagster heeft aangevraagd;

d. geen resultaat voor klaagster heeft bereikt, niet heeft meegewerkt met de verzekeraar en dat het verweerder ontbreekt aan communicatieve vaardigheden.

3.2 Als grond voor het verzet heeft klaagster gemotiveerd gesteld dat verweerder toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst tot opdracht met klaagster en dat hij uit dien hoofde aansprakelijk is voor de door klaagster gestelde schade.

 

4 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Verweerder heeft gesteld dat hij bij brief van 15 februari 2012 heeft gereageerd op het verzoek van klaagster. Verweerder geeft te kennen dat hij klaagsters belangen vanaf 2003 heeft behartigd. Hij volgde een eerdere advocaat op in wie klaagster niet langer vertrouwen had. Eind 2009 heeft verweerder klaagster bericht haar belangen niet langer te zullen behartigen. Verweerder achtte zich niet langer in staat zijn werkzaamheden op een goede wijze te kunnen verrichten. Bij e–mailberichten van 22 en 28 december 2009 heeft verweerder specifieke afspraken met klaagster gemaakt ten aanzien van de overdracht van het dossier alsmede het verstrekken van inzage in de financiële kant van de zaak. Daartoe heeft verweerder een financieel overzicht opgesteld inclusief alle declaraties met urenspecificaties. Ook de door klaagster bedoelde brief van haar verzekeraar is aan haar ter beschikking gesteld toen zij het dossier persoonlijk ophaalde op 15 januari 2010. Verweerder voelt zich niet gehouden andermaal aan klaagsters verzoeken te voldoen om tot verstrekking van de hierboven genoemde bescheiden over te gaan. Verweerder meent dat het op klaagsters weg had gelegen direct te klagen indien hij zich niet aan de tussen klaagster en verweerder gemaakte afspraken had gehouden, hetgeen klaagster in januari 2010 had kunnen constateren. Verweerder acht twee jaar na dato klagen over beweerdelijk niet ontvangen documenten tardief.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder geeft aan telefonisch contact te hebben gezocht met een schadeberekeningsexpert in het kader van zijn verdediging tegen de door klaagster geuite beschuldigingen. Verweerder meent dat hem dat recht niet kan worden ontzegd. Bovendien is tussen deze schadeberekeningsexpert en verweerder geen informatie uitgewisseld die onder de geheimhoudingsverplichting valt.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.3 Ten aanzien van klaagsters opmerking over het niet aanvragen van een toevoeging heeft verweerder aangegeven dat uit de hem ter beschikking staande financiële gegevens destijds bleek dat klaagster daarvoor niet in aanmerking kwam. Gelet op het feit dat klaagster jurist is en wellicht zelfs ook advocaat is geweest, is verweerder van mening dat klaagster op de hoogte was van de mogelijkheden op dat gebied en dat het aldus op klaagsters weg had gelegen verweerder te wijzen op eventuele wijzigingen in haar financiële situatie waardoor zij mogelijk wel voor een toevoeging in aanmerking kwam.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4 Verweerder heeft ten aanzien dit klachtonderdeel aangegeven hier niet op te kunnen reageren, omdat dit klachtonderdeel onvoldoende gespecificeerd is. Bovendien zien alle klachten op gedragingen die zich vijf jaar geleden zouden hebben voorgedaan. 

 

5 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1 Vast staat dat verweerder in januari 2010 het dossier aan klaagster heeft overgedragen. Klaagster heeft vervolgens twee jaar gewacht voordat zij om nadere stukken heeft verzocht. Ter gelegenheid van de zitting heeft klaagster aangevoerd dat de opvolgend advocaat zich eerst bezig heeft moeten houden met het inlezen en de verdere aanpak van de zaak en derhalve niet meteen de gelegenheid heeft gehad het dossier te controleren op juistheid/volledigheid. De raad acht dit een gerechtvaardigde reden voor het verstrijken van een periode van twee jaar. Het verzet is in zoverre gegrond en de klacht ontvankelijk. De raad wijst er echter op dat verweerder bij faxbrief van 22 november 2011 aan klaagster heeft aangegeven dat hij onder voorwaarden bereid is de betreffende stukken beschikbaar te stellen dan wel hier onderzoek naar te doen. Gelet op dit voorstel heeft klaagster geen belang bij haar klacht nu verweerder bij genoemde faxbrief zijn medewerking onder redelijke voorwaarden heeft aangeboden. Van verweerder kan niet worden verlangd dat hij na overdracht van het gehele dossier onvoorwaardelijk op het verzoek van klaagster (2 ½ jaar na de feitelijke overdracht) in zou gaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond

Ten aanzien van de klachtonderdelen b, c en d

5.2 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de klachtonderdelen b, c en d dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van deze klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ten aanzien van deze klachtonderdelen ongegrond is.

5.3 Voor zover klaagster nieuwe klachten ter gelegenheid van de zitting heeft aangevoerd, worden deze niet in behandeling genomen nu deze niet eerst door de deken zijn onderzocht.

 

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet waar het klachtonderdeel a betreft gegrond, verklaart vervolgens dit klachtonderdeel ongegrond en het verzet voor het overige ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, P.S. Kamminga, A.J.N. van Stigt, E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl