Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:125

Zaaknummer

14-045A

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Advocaat in hoedanigheid curator. Achterhouden en geen rekening en verantwoording afleggen over derdengelden ten behoeve van curanda. Onvoldoende communicatie met toezichthoudende kantonrechter, deken en nieuwe curator. Niet betalen hoofdelijke omslag Orde. Klacht gegrond. Schorsing van een jaar, waarvan half jaar voorwaardelijk. Bijzondere voorwaarde van verschaffen afrekening over beheer derdengelden aan deken.

Uitspraak

Beslissing van 13 mei 2014

in de zaak 14-045A

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

de heer mr.

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 februari 2014 met kenmerk 4014-0050, door de raad ontvangen op 20 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 12 maart 2014 in aanwezigheid van de deken en een van zijn stafmedewerkers. Verweerder was, zonder bericht, afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 t/m 19 van de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder was curator van een persoon met een geestelijke stoornis. Hij heeft namens de curanda een onroerend goedportefeuille verkocht. De opbrengst, EUR 681.027,08, is in september en oktober 2012 gestort op de derdengeldenrekening van verweerder. De kosten van verweerder bedroegen EUR 61.836,56, waardoor na het in mindering brengen van deze kosten een bedrag van EUR 619.190,52 betaalbaar was aan de curanda.

2.3 Vanaf medio mei 2013 verliep het contact tussen verweerder en de toezichthoudende kantonrechter moeizaam. Hij is verschillende malen gemaand om rekening en verantwoording af te leggen aan de kantonrechter. Hij zegde toe dit uiterlijk 15 juli 2013 te doen, maar kwam die toezegging niet na.

2.4 Bij brief van 17 september 2013 is verweerder bericht dat de kantonrechter over zou gaan tot ontslag. De kantonrechter heeft de deken verzocht om een onderzoek te doen, mede omdat onduidelijk was of de opbrengst van de verkoop van het onroerend goed zich nog op de derdengeldenrekening van verweerder bevond.

2.5 De deken heeft herhaaldelijk contact gezocht met verweerder en hem met klem verzocht om contact op te nemen. Verweerder bleek inmiddels in Suriname te wonen. Een inhoudelijke reactie bleef uit. Nadat verweerder een onderzoek in de zin van artikel 60c Advocatenwet in het vooruitzicht is gesteld, heeft verweerder op 19 november 2013 een gesprek gevoerd met een stafmedewerker van de deken. Tijdens dit gesprek is de afspraak gemaakt dat verweerder zo spoedig mogelijk contact zou opnemen met de kantonrechter. Hij is aangespoord om voor 25 december 2013 een voortgangsrapportage aan de kantonrechter te doen toekomen. Verweerder heeft dat niet gedaan.

2.6 Verweerder is bij beschikking van 5 december 2013 door de kantonrechter uit de functie van curator ontslagen onder gelijktijdige benoeming van een nieuwe curator. Een medewerker van de kantonrechter heeft vervolgens op 19 december 2013 contact opgenomen met de deken, omdat nog niets van verweerder was vernomen. Dezelfde dag heeft een stafmedewerker van de deken contact gezocht met verweerder. Verweerder heeft vervolgens de deken op 30 december 2013 bericht dat hij in verband met een stroomstoring niet eerder contact op had kunnen nemen, en toegezegd dat alsnog te zullen doen. Die toezegging is verweerder andermaal niet nagekomen.

2.7 Op 2 januari 2014 ontving de deken bericht van de nieuwe curator dat hij geen contact kon krijgen met verweerder. De nieuwe curator verzocht de deken te onderzoeken waar de opbrengst van de onroerend goedportefeuille was gebleven.

2.8 De deken heeft verweerder vervolgens een onderzoek in het vooruitzicht gesteld, omdat het vermoeden bestond dat verweerder zich de gelden had toegeëigend. Verweerder heeft dit bij e-mail van 3 januari 2014 weersproken, onder toezending van een rekeningafschrift waaruit blijkt dat op 24 december 2012 een bedrag van EUR 628.275,73 op de derdengeldenrekening stond. Uit dit afschrift blijkt dat op de derdengeldenrekening ook gelden werden ontvangen en betaald ten behoeve van andere cliënten dan de curanda.

2.9 Bij telefonisch overleg met verweerder op 6 januari 2014, zegde hij (een stafmedewerker van) de deken toe dat hij uiterlijk aan het einde van de week een afrekening gereed zou hebben en de aan de curanda toekomende gelden naar de nieuwe curator zou overmaken. Die toezegging kwam hij niet na.

2.10 Op 13 januari 2014 berichtte verweerder de deken dat hij dezelfde dag opdracht zou geven tot betaling aan de nieuwe curator. Hij hield zich niet aan deze toezegging.

2.11 De deken heeft contact gezocht met mede-bestuurder van de stichting derdengelden. Zij heeft EUR 589.910,93 van de aan de curanda toekomende gelden overgemaakt naar de nieuwe curator. Op 23 januari 2014 heeft de nieuwe curator de mede-bestuurder verzocht om de resterende EUR 29.279,59 over te maken. Dat heeft zij vervolgens gedaan.

2.12 Bij brief van 21 januari 2014 heeft de deken verweerder geïnformeerd over zijn besluit om een dekenbezwaar in te stellen en is hem de gelegenheid geboden om te reageren. Dat heeft hij niet gedaan.

2.13 Verweerder heeft niet de hoofdelijke omslag van de Amsterdam Orde van Advocaten voldaan over 2012/2013. Hij is herhaaldelijk aangemaand om te betalen, en heeft dat ook toegezegd.

2.14 Verweerder heeft aangegeven zijn praktijk in Nederland te willen beëindigen en een praktijk in Suriname te willen opstarten. In verband hiermee is hij voornemens zich in Nederland van het tableau te laten uitschrijven en zich te laten inschrijven op het tableau in Suriname. Ten tijde van de mondelinge behandeling in deze zaak, waren deze voornemens nog niet geëffectueerd.

2.15 Bij brief met bijlagen van 19 februari 2014 heeft de deken het bezwaar ingediend bij de raad van discipline. Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

3 BEZWAAR

3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zich onvoldoende heeft gekweten van zijn taak als curator in de ondercuratelestelling van de curanda;

b) zowel de curanda, als de toeziend kantonrechter niet tijdig, onvolledig en onvoldoende heeft geïnformeerd over de afrekening van de ontvangen derdengelden;

c) niet heeft voldaan aan de verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording van de aan hem uitbetaalde derdengelden;

d) zich herhaalde malen niet heeft gehouden aan toezeggingen om de deken, de kantonrechter en de nieuwe curator op de hoogte te stellen van de gelden die hij in zijn beheer had;

e) de hoofdelijke omslag van de Amsterdamse Orde van Advocaten over 2013/2013 niet tijdig heeft voldaan.

4 BEOORDELING

Ad bezwaaronderdelen a) tot en met d)

4.1 Deze bezwaaronderdelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking, nu zij er samengevat op zien dat verweerder zich onvoldoende heeft gekweten van zijn taak als curator, geen rekening en verantwoording heeft afgelegd over zijn optreden als curator en daarover onvoldoende heeft gecommuniceerd met de toezichthoudende kantonrechter, de deken en de nieuwe curator. Het gaat dan specifiek om het handelen van verweerder met betrekking tot de opbrengst van de verkoop van de onroerend goedportefeuille van de curanda.

4.2 De raad stelt voorop dat voor een advocaat, ook wanneer hij optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht blijft gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.3 Voorts geldt dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Ten slotte is de advocaat verplicht om de deken aanstonds alle gevraagde inlichtingen te verstrekken, bij een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt.

4.4 Verweerder heeft bij zijn optreden als curator gedurende een periode van zestien maanden gelden op zijn derdengeldenrekening laten staan die toebehoorden aan de curanda, zonder hier rekening en verantwoording over af te leggen aan de toezichthoudende kantonrechter. Verweerder heeft geen verklaring gegeven voor dit handelen. Niet is gebleken dat de gelden op verzoek van de curanda of de kantonrechter op deze rekening zijn blijven staan. Gelet op het feit dat de derdengeldenrekening slechts een gering surplus vertoonde boven het steeds aan de curanda toekomende bedrag van EUR 619.190,52, kan minst genomen ook niet uitgesloten worden dat de gelden van de curanda zijn gebruikt ten behoeve van andere betalingen vanaf de derdengeldenrekening.

4.5 De gelden van de curanda zijn pas na herhaaldelijk aandringen, en tussenkomst van de deken, overgemaakt aan de nieuwe curator, en dan slechts door handelen van de mede-bestuurder van de stichting derdengelden. Verweerder heeft herhaaldelijk toezeggingen gedaan aan de kantonrechter en de deken, zonder die na te komen. Hij heeft geen rekening en verantwoording afgelegd, noch heeft hij tijdig en inhoudelijk gereageerd op verzoeken om inlichtingen van deze partijen. Aldus heeft hij, naar het oordeel van de raad, het vertrouwen in de advocatuur geschaad, en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De bezwaaronderdelen zijn gegrond.

Ad bezwaaronderdeel e)

4.6 Verweerder heeft, ondanks herhaaldelijke aanmaning en ondanks toezeggingen van zijn kant, de hoofdelijke omslag over 2012/2013 niet betaald. Hij heeft hier geen verklaring voor gegeven. Het bezwaaronderdeel is gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder zeer ernstig. Verweerder heeft fundamentele normen van financiële nauwgezetheid en zorgvuldigheid geschonden. Daarbij neemt de raad voorts in aanmerking dat op verweerder, vanuit zijn rol als curator, een bijzondere zorgplicht rustte om de belangen van de curanda te behartigen. Ook de omstandigheid dat verweerder geen informatie heeft verstrekt aan de kantonrechter respectievelijk deken, hetgeen het voor hen onmogelijk maakt om hun toezichthoudende rollen uit te voeren, maar wel steeds toezeggingen aan hen heeft gedaan die niet zijn nagekomen, kwalificeert de raad als zeer laakbaar. Bovendien is de raad ambtshalve bekend met het feit dat aan verweerder bij beslissing van de raad van12 maart 2014 een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van zijn praktijk van drie maanden is opgelegd in een zaak waarin hij volgens de raad ernstig tekort was geschoten in de zorg die hij jegens een andere cliënt had moeten betrachten.  

5.2 Gelet op deze omstandigheden acht de raad de maatregel van schorsing voor de duur van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk passend en geboden.

5.3 De raad zal naast de algemene voorwaarde met een proeftijd een bijzondere voorwaarde verbinden aan de aan verweerder op te leggen schorsing in de praktijkuitoefening. Als bijzondere voorwaarde bepaalt de raad dat verweerder binnen veertien dagen na verzending van deze beslissing een afrekening zal verstrekken aan de deken van de wijze waarop hij beschikt heeft over de opbrengst van de onroerend goedportefeuille in de periode vanaf ontvangst van dit bedrag in september en oktober 2012 tot betaling in januari 2014.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar in al zijn onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een jaar;

- bepaalt dat de maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd voor de duur van zes maanden van deze periode, tenzij de raad van discipline later – nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan – anders zal bepalen op de grond dat verweerder zich voor het einde van de hierna te bepalen proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging of op de grond dat verweerder de navolgende bijzondere voorwaarde niet heft nageleefd;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen veertien dagen na verzending van deze beslissing een afrekening zal verstrekken aan de deken, als in nr. 5.3 omschreven.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar,

R. Lonterman, G. Kaaij en A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl