Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:280

Zaaknummer

ZWB 103 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet de vereiste voortgang betracht en heeft niet naar behoren met klaagster dan wel klaagsters gemachtigde gecommuniceerd. Verweerder heeft de eindafrekening van de deurwaarder niet aan klaagster doorgestuurd en de kwestie van ingehouden bedrag niet opgelost.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Voorwaardelijke schorsing een week, met als bijzondere voorwaarde terugbetaling van ingehouden bedrag van € 905,29

Uitspraak

Beslissing van 3 november2014

     in de zaak ZWB103-2014

naar aanleiding van de klachtvan:

 

 

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 18 april 2014met kenmerk K13-079heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabantde klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 22 september 2014. Ter zitting van 22 september 2014zijn verschenen klaagstersgemachtigde en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 18 april 2014 met bijlagen;

-       De  nagekomen brief van klaagsters gemachtigde d.d. 12 augustus 2014 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klaagster op basis van een toevoeging bijgestaan in een geschil met de voormalig partner, hierna: A, van klaagster rondom het betalen van kinderalimentatie. In dat verband heeft verweerder op 30 juli 2010 bij de rechtbank te Breda een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie ten laste van A ingediend. Bij beschikking d.d. 18 augustus 2011 heeft de rechtbank bepaald dat A kinderalimentatie verschuldigd is aan klaagster.

 

2.2     Nadat de kinderalimentatie door de rechtbank was vastgesteld heeft verweerder klaagster vervolgens bijgestaan bij de incasso van de kinderalimentatie en in dat kader een deurwaarder ingeschakeld. De deurwaarder heeft op de aan klaagster toekomende bij A geïncasseerde bedragen een bedrag van € 905,29 ingehouden. Op 11 februari 2013 heeft verweerder van de deurwaarder een eindafrekening ontvangen, welke verweerder niet aan klaagster heeft doorgestuurd. Verweerder heeft in mei 2013 aan klaagster toegezegd de inhouding van het bedrag van € 905,29 te zullen oplossen, maar dat is niet gebeurd.

 

2.3     Wegens langdurig verblijf in het buitenland vanwege gezondheidsredenen heeft klaagster haar gemachtigde, de heer W., gevraagd om namens haar met verweerder contact te onderhouden over de voortgang van haar zaak. In januari 2013 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klaagster.

 

2.4     Op 27 mei 2013 heeft klaagster bij de deken een klacht tegen verweerder ingediend.

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

1.      hij stelselmatig geen antwoord geeft op vragen, zijn eigen gestelde termijnen niet nakomt, niet reageert en moeilijk te bewegen is tot het maken van een afspraak;

2.      klaagster geen eindafrekening heeft ontvangen van de deurwaarder terwijl de verschuldigde alimentatie wel door de deurwaarder geïnd is en de deurwaarder in februari 2013 al de eindnota heeft opgemaakt;

3.      hij onvoldoende voortvarend te werk is gegaan bij het uitzoeken of klaagster nog recht had op een bedrag van € 905,29 van de zijde van de deurwaarder. De toezegging door verweerder in mei 2013 was op 9 januari 2014 nog niet gestand gedaan;

4.      met passeren van de gemachtigde rechtstreeks contact heeft opgenomen met klaagster.

             

4          VERWEER

 

4.1      Klachtonderdeel 1

Verweerder heeft op zeer verdienstelijke wijze ervoor gezorgd dat A kinderalimentatie moet betalen. Het incassotraject dat volgde heeft veel tijd en moeite gekost, hetgeen te wijten was aan de opstelling van A.  Het is aan verweerder hoe hij zijn agenda inricht en wanneer hij per e-mail, per telefoon en per brief reageert en hoe hij de cliënt op de hoogte houdt. Verweerder heeft steeds zo goed mogelijk de correspondentie beantwoord en heeft klaagster en haar gemachtigde steeds van de voortgang in het dossier op de hoogte gehouden. Verweerder erkent dat er in december 2012 vertraging was in de communicatie. Verweerder erkent voorts dat hij tussen 17 mei en 29 mei 2013 niet heeft gecommuniceerd. De “deadlines” waarover klaagster klaagt zijn door klaagster eenzijdig gestelde uiterste reactietermijnen. Deze termijnen heeft verweerder vanwege het korte tijdsbestek niet altijd weten te halen.

 

4.2    Klachtonderdeel 2

De deurwaarder heeft de financiën rechtstreeks met klaagster afgewikkeld. Verweerder heeft de eindafrekening van de deurwaarder op 11 februari 2013 ontvangen, maar heeft verzuimd deze aan klaagster door te sturen. Verweerder verontschuldigt zich voor het feit dat hij de ontvangen eindafrekening niet met klaagster heeft besproken.

 

4.3    Klachtonderdeel 3

Verweerder heeft klaagsters toevoeging  aan de deurwaarder overgelegd met het verzoek alle kosten in debet te stellen. De deurwaarder heeft echter toch een bedrag van € 905,29 ingehouden.

 

 

 

4.4    Klachtonderdeel 4

Verweerder was zeer verheugd met het door de deurwaarder bereikte resultaat en wilde klaagster met dat nieuws verblijden. Verweerder ziet niet in waarom hij klaagster hierover niet zou mogen bellen.

5          BEOORDELING

 

5.1      De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De tuchtrechter heeft gezien het bepaalde in art. 46 van de Advocatenwet mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -zoals over procesrisico en kostenrisico - waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat dienaangaande heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoren het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en het informeren van de cliënt daarover. De cliënt dient door de advocaat te worden gewezen op de proceskansen en het kostenrisico in zijn zaak. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen. De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

 

 

5.2      Klachtonderdeel 1

 

Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder veelvuldig geen antwoord heeft gegeven op vragen en niet binnen gestelde termijnen heeft gereageerd. Ofschoon een door de cliënte gestelde termijn in beginsel niet leidend is, mag van een advocaat in zijn algemeenheid worden verwacht dat hij voortvarend te werk gaat en door hem zelf gedane beloften nakomt. Voorts dient een advocaat naar behoren met zijn cliënt te communiceren en de cliënt naar behoren op de hoogte te houden van de voortgang van de zaak. De raad is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder niet de vereiste voortgang heeft betracht en niet naar behoren met klaagster dan wel klaagsters gemachtigde heeft gecommuniceerd. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

 

5.3    Klachtonderdeel 2

 

Verweerder heeft erkend dat hij de eindafrekening van de deurwaarder niet met klaagster heeft besproken en heeft hiervoor zijn verontschuldigingen aangeboden.Op basis van gedragsregel 8 dient de advocaat zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Door na te laten om de van de deurwaarder ontvangen eindafrekening met daarin de vermelding van de door de deurwaarder ingehouden kosten aan klaagster toe te sturen en hiervover met haar te communiceren heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

              5.4    Klachtonderdeel 3

Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat verweerder in mei 2013 aan klaagster heeft toegezegd de kwestie ter zake het door de deurwaarder ingehouden bedrag van € 905,29 te zullen oplossen, hetgeen niet is gebeurd.Uit het dossier blijkt genoegzaam dat verweerder klaagster er vooraf niet op heeft gewezen dat aan een incasso door een deurwaarder kosten verbonden zijn, die niet vallen onder een verstrekte toevoeging. De raad overweegt dat van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij navraag c.q. onderzoek doet wanneer hij dat toezegt. Verweerder heeft dit nagelaten, hetgeen hem tuchtrechtelijk kan worden verweten. Het derde klachtonderdeel acht de raad dan ook eveneens gegrond.

 

5.5    Klachtonderdeel 4

Wegens langdurig verblijf in het buitenland vanwege gezondheidsredenen heeft klaagster haar gemachtigde, de heer W., gevraagd om namens haar met verweerder contact te onderhouden over de voortgang van haar zaak. In januari 2013 heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met klaagster teneinde haar op de hoogte te stellen van het door de deurwaarder bereikte resultaat. Verweerder had er beter aan gedaan als hij, in lijn met de gemaakte afspraak, hierover contact zou hebben opgenomen met klaagsters gemachtigde, maar naar het oordeel van de raad is het betreffende handelen van verweerder niet van een zodanig gewicht dat hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Niet is gebleken dat klaagster hierdoor in haar belangen is geschaad. De raad zal het vierde klachtonderdeel derhalve ongegrond verklaren.

5.6     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond zijn en dat klachtonderdeel 4 ongegrond is.

 

 

6        MAATREGEL

 

6.1     Uit het voorgaande volgt dat de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder niet heeft voldaan aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. De onderhavige klacht staat voorts niet op zich zelf. Er zijn immers ook klachten van een andere individuele klager, welke klachten in de vandaag genomen beslissing geheel gegrond zijn verklaard. Die klachtzaak is bekend onder het nummer ZWB14-2014.

 

6.2     De raad is op basis van het voorgaande van oordeel dat een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week passend en geboden is. Teneinde verweerder tot betaling van het aan klaagster toekomende bedrag van € 905,29 te bewegen zal de raad aan deze voorwaardelijke schorsing de bijzondere voorwaarde verbinden dat verweerderbinnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de deken een betalingsbewijs van de door hem aan klaagster verrichte betaling van het bedrag van € 905,29 dient te hebben overgelegd.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart de klacht in de onderdelen 1,2 en 3 gegrond en klachtonderdeel 4 ongegrond;

2.    legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een week, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder niet binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de onderhavige beslissing aan de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een betalingsbewijs van de door hem aan klaagster verrichte betaling van het bedrag van € 905,29 heeft overgelegd,dan wel op de grond dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op een jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

Aldus gegeven doormr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 november2014.

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op     4 november 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klaagster

-       verweerder

per e-mail verzonden aan:

-       de deken in het arrondissementZeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-             verweerder

-             de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

En voor zover de klacht ongegrond is verklaard door:

              -             klaagster

              -             de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl