Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:69
Zaaknummer
L 206 - 2013
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft als advocaat-stagiaire haar patroon bijgestaan in enkele zaken die deze van een (voormalig) kantoorgenoot heeft overgenomen. Niet is gebleken dat verweerster daarbij jegens klager tekort is geschoten.
Klacht ongegrondInhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 7 april 2014
in de zaak L 206 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 25 juni 2013, met kenmerk DOK 155, door de raad ontvangen op 26 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 februari 2014 in aanwezigheid van klager in persoon. Verweerster is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 25 juni 2013 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van een door klager ter griffie afgegeven ordner met stukken. Ook heeft de raad kennis genomen van:
- de brief van verweerster aan de raad van 16 januari 2014, waarin zij laat weten niet bij de behandeling van de klacht aanwezig te kunnen zijn;
- de brief van klager aan de raad van 23 januari 2014;
- de door klager ter zitting overgelegde pleitnotitie.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft in de periode van 2009 tot 2012 een vijftal zaken in behandeling gegeven aan mr. B, een kantoorgenoot van verweerster en haar patroon mr. T, allen werkzaam bij X Advocaten. Het betrof een geschil met een bank over aandelen, een geschil met een autobedrijf over een kapotte versnellingsbak, een geschil met een energieleverancier over niet betaalde rekeningen, een geschil over een timesharingcontract en een arbeidsgeschil.
2.2 Op 2 januari 2012 heeft mr. B zijn praktijk bij X Advocaten beëindigd en deze voortgezet bij een ander kantoor. Hierna heeft mr. T op verzoek van klager de behandeling van een aantal van bovengenoemde zaken overgenomen, daarin bijgestaan door verweerster, die kort tevoren als advocaat-stagiaire bij hem in dienst was getreden.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat:
- verweerster niets heeft gedaan in een vijftal zaken, welke aan een kantoorgenoot van haar waren toevertrouwd en door haar (gedeeltelijk) zijn overgenomen na het vertrek van deze kantoorgenoot.
4 VERWEER
4.1 Verweerster stelt dat zij nimmer voor klager als advocaat is opgetreden. De zaak tegen een bank en het arbeidsgeschil zijn haar ook totaal onbekend. Op deze onderdelen van de klacht kan zij dan ook niet in gaan.
4.2 De dossiers betreffende een geschil met een autobedrijf en een energieleverancier heeft verweerster op verzoek van haar patroon mr. T met klager besproken, waarbij zij hem heeft duidelijk gemaakt dat zij en mr. T niets voor hem konden doen. Nadien is dit nog eens schriftelijk en telefonisch aan klager bevestigd.
4.3 In het geschil over een timesharingcontract hebben zowel mr. T als diens voorganger-kantoorgenoot mr. B inhoudelijk advies aan klager uitgebracht. Verweerster heeft dit nadien in een persoonlijk gesprek nog eens aan klager toegelicht. Inhoudelijk heeft zij de zaak verder nimmer behandeld.
5 BEOORDELING
5.1 Het verwijt van klager aan het adres van verweerster dat zij niets zou hebben gedaan om een aantal zaken welke door haar c.q. haar patroon mr. T van een voormalige kantoorgenoot was overgenomen is vrij algemeen gesteld. Uit het dossier valt op te maken dat verweerster kort voor het vertrek van mr. B bij X advocaten bij dit kantoor in dienst is getreden als advocaat-stagiaire onder het patronaat van mr. T.
5.2 Naar het oordeel van de raad is op geen enkele wijze vast komen te staan dat verweerster op ook maar enige wijze betrokken is geweest bij het geschil tussen klager en een bank en het geschil tussen klager en diens voormalige werkgever. Deze klachtonderdelen moeten dan ook ongegrond worden verklaard.
5.3 Het geschil tussen klager en een energieleverancier over onbetaalde rekeningen is – zo blijkt uit het dossier – behandeld door mr. T en deze heeft bereikt dat de energieleverancier zijn vordering op klager heeft ingetrokken, hetgeen aan klager is medegedeeld. Hierna heeft verweerster klager in deze kwestie – negatief – geadviseerd omtrent een eventuele schadeclaim. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake geweest.
5.4 Met betrekking tot de beide overige zaken heeft verweerster aan klager schriftelijk advies uitgebracht op 23 oktober 2012 (inzake het timesharingcontract) en op 20 november 2012 (ondermeer inzake het autobedrijf). Dat klager het met deze adviezen niet eens was, maakt het handelen van verweerster niet klachtwaardig. Het stond hem vrij daarover een andere advocaat te raadplegen.
5.5 Ten overvloede wil de raad opmerken wel begrip te hebben voor de onvrede die uit de klacht van klager blijkt, maar deze is naar het oordeel van de raad meer gebaseerd op de wijze van handelen van de voorganger-kantoorgenoot van verweerster dan op het handelen van verweerster zelf.
BESLISSING
De raad van discipline:
- Verklaart alle onderdelen van de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mw. mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mr. mr. H.C.M. Schaeken, mw. mr. M.B.Ph. Geeraedts, mr. L.J.G. de Haas, mw. mr. A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr.C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl