Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:210

Zaaknummer

OB 354 - 2013

Inhoudsindicatie

De afspraak dat het eerste gesprek niet in rekening zou worden gebracht betekent niet dat klager erop mocht vertouwen dat alle advieswerkzaamheden na dat gesprek tot aan het starten van een procedure eveneens kosteloos zouden worden verricht. Dat op de voorschotnota stond vermeld dat werkzaamheden pas zouden worden aangevangen nadat betaling van de voorschotnota was ontvangen maakt dit niet anders. Deze bepaling strekt er immers toe dat een advocaat niet kan worden gehouden werkzaamheden te verrichten zonder enige zekerheid ten aanzien van de betaling.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 1 september 2014

in de zaak OB 354-2013

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

     

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

                     

                      

 

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 25 november 2013 met kenmerk 48/13/180K, door de raad ontvangen op 26 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 juni 2014 in aanwezigheid van klager, de partner van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 25 november 2013, met bijlagen

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager heeft zich op 17 juli 2013 gewend tot het kantoor van verweerder met het verzoek om een vrijblijvend gesprek. Op 6 augustus 2013 heeft een gesprek tussen klager, verweerder en mw. H als extern adviseur plaatsgevonden. Verweerder verzocht klager hem nadere informatie toe te sturen.

2.2      Verweerder heeft op 6 augustus 2013 een opdrachtbevestiging en een voorschotnota aan klager toegezonden. De voorschotnota bevatte onder meer de volgende mededeling:  “Pas na ontvangst van betaling zullen de werkzaamheden gestart worden.

2.3      Klager heeft per e-mail dd. 8 augustus 2013 stukken aan verweerder toegezonden. Klager schrijft onder meer het volgende: “Hoop dat u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zie graag uw reactie tegemoet.”

2.4      Per e-mail dd. 14 augustus 2013 is een eerste advies aan klager uitgebracht. Tussen klager en verweerder heeft  een aantal telefoongesprekken plaatsgevonden en op 20 augustus 2013 vond een tweede bespreking tussen klager, verweerder en mw.H plaats.

2.5      Klager heeft per e-mail dd. 23 augustus 2013 bericht te hebben besloten geen verder onderzoek of rechtszaken te willen. Klager deelde mede dat verweerder kon stoppen met het dossier. Klager schrijft zich weer tot verweerder te zullen wenden als hij in de toekomst zijn juridisch advies weer nodig had. Klager bedankt verweerder voor zijn juridisch advies. Verweerder heeft klager per e-mail dd. 28 augustus 2013 gewezen op de consequenties van zijn besluit.

2.6      Verweerder heeft op 6 september 2013 zijn eindfactuur aan klager toegezonden. Klager heeft bij brief dd. 27 september 2013 bezwaar gemaakt tegen de factuur dd. 6 september 2013.

2.7      Per e-mail dd. 30 september 2013 is aan klager geantwoord dat het eerste gesprek abusievelijk in rekening was gebracht. Op 2 oktober 2013 zijn de uren betreffende het eerste gesprek en de werkzaamheden na 23 augustus 2013 gecrediteerd.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1      Verweerder een “vrijblijvend gesprek” dd. 6 augustus 2013 niettemin toch in rekening heeft gebracht bij factuur van 6 september 2013;

 

2      Verweerder na het vrijblijvend gesprek ten onrechte uren heeft gefactureerd, terwijl klager hem geen opdracht had gegeven;

 

3      Verweerder terwijl de voorschotnota vermeldde dat pas begonnen werd met activiteiten na betaling, zonder betaling toch is begonnen. De vermelding op de voorschotnota was dus misleidend;

 

4      Verweerder ten onrechte heeft medegedeeld, dat in geval van bezwaar tegen facturen naast de interne geschillenregeling alleen de weg van de civiele rechter bewandeld kon worden. Verweerder heeft de mogelijkheid om bij de Raad van Toezicht de hoogte van de declaratie te betwisten niet vermeld en evenmin de mogelijkheid van bemiddeling door de deken. 

 

4          VERWEER

4.1      Het is juist dat het gesprek dd. 6 augustus 2013 vrijblijvend was. De factuur is per vergissing verzonden en is nadien gecrediteerd.

 

4.2      Het kantoor van verweerder is niet aangesloten bij de Geschillencommissie Advocatuur. Klager is daarom verwezen naar de interne klachtenregeling.

 

4.3      De klacht had geen betrekking op de hoogte van de declaratie. Aangezien de declaratie door klager op andere gronden werd betwist, was de begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht niet van toepassing. Omdat klager betwistte opdracht aan verweerder te hebben verleend, is klager gewezen op de mogelijkheid van een procedure bij de civiele rechter. De klacht heeft betrekking op een civiel geschil en dient alleen al op grond daarvan ongegrond te worden verklaard.

 

4.4      Klager heeft verweerder wel opdracht gegeven werkzaamheden te verrichten. Verweerder heeft dit bevestigd in de opdrachtbevestiging van 6 augustus 2013. Klager heeft de opdrachtbevestiging zonder bezwaar onder zich gehouden. Klager heeft op 8 augustus 2013 de gevraagde stukken aan verweerder toegestuurd en nadien nog afgegeven.

 

4.5      Verweerder heeft op 12, 15 en 19 augustus 2013 telefonisch contact gehad met klager en op 20 augustus 2013 heeft een tweede bespreking plaatsgevonden. Tijdens deze gesprekken zijn alle mogelijkheden/opties besproken en is aan klager duidelijk gemaakt dat indien hij stelling wilde nemen tegen de vorderingen van zijn ex-partner, er nog het nodige diende te gebeuren en te worden uitgezocht. Aan klager zou een kostenindicatie worden toegezonden, waaronder de kosten van een onderzoek door een accountant.

 

4.6      Nog voordat verweerder klager van een kostenindicatie heeft kunnen voorzien heeft klager per e-mail dd. 23 augustus 2013 bericht de zaak niet langer te willen voortzetten. Klager uitte zijn tevredenheid over de verrichte werkzaamheden tot dat moment.

 

4.7      Per e-mail dd. 29 september 2013 uit klager voor het eerst bezwaren tegen de declaratie. Hij erkende in deze e-mail wel opdracht te hebben gegeven voor het verrichten van werkzaamheden.

 

4.8      Klager kan geen rechten ontlenen aan de standaardtekst op de voorschotnota dat geen werkzaamheden worden verricht zolang de voorschotnota niet is voldaan. Klager heeft de voorschotnota onbetaald gelaten terwijl hij ervan op de hoogte was dat overeenkomstig zijn verzoek werkzaamheden voor hem werden verricht. Dit kan verweerder niet worden tegengeworpen.

 

 

5          BEOORDELING

5.1      Vast staat dat op 6 augustus 2013 een gesprek heeft plaatsgevonden. Overeengekomen werd dat dit eerste gesprek vrijblijvend was. Aanvankelijk is het gesprek abusievelijk in rekening gebracht, maar na bezwaar daartegen van klager zijn de met dit gesprek gemoeide uren gecrediteerd. Nu direct na het eerste bezwaar van klager excuses aan klager zijn aangeboden voor de gemaakte vergissing en de uren zijn gecrediteerd is de raad van oordeel dat verweerder ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

5.2      Vast staat dat tijdens het gesprek op 6 augustus 2013 de haalbaarheid van een juridische procedure aan de orde is geweest. Verweerder heeft op 6 augustus 2013 een opdrachtbevestiging aan klager toegezonden, welke door hem zonder bezwaar is behouden. Klager heeft na de ontvangst van de opdrachtbevestiging stukken aan verweerder toegezonden met de mededeling graag een reactie van verweerder tegemoet te zien. Naar het oordeel van de raad mocht verweerder hieruit afleiden dat het de wens van klager was dat hij de door klager aan hem toegezonden stukken zou bestuderen en klager ter zake zou adviseren. Ook de aan klager toegezonden voorschotnota dd. 6 augustus 2013 is door klager zonder bezwaar behouden.

5.3      Na een eerste advies op 14 augustus 2013 en enkele (telefonische) gesprekken heeft klager per e-mail dd. 23 augustus 2013 aan verweerder bericht dat hij had besloten dat hij geen verder onderzoek of rechtszaken wenste. Klager schreef hierover in zijn brief dd. 27 september 2013 het volgende : “Op 23 augustus 2013 heb ik u een e-mail verzonden met de mededeling dat ik mijn opdracht wens in te trekken omdat ik nog geen gehoor had van uw collega over mijn prijsvoorstel en eventuele adviezen.” Ten aanzien van de omvang van de opdracht stelde klager in deze brief slechts opdracht te hebben verstrekt de correctheid van het echtscheidingsconvenant te beoordelen. Klager was van oordeel dat verweerder gezien de beperkte opdracht, te veel uren had gedeclareerd.

5.4      Gelet op het bovenstaande volgt de raad klager niet in zijn stelling dat hij geen opdracht tot het verrichten van werkzaamheden aan verweerder heeft verleend. Gebleken is dat het de wens was van klager dat verweerder de door hem aangeleverde stukken bestudeerde en hem adviseerde ten aanzien van de juistheid van een echtscheidingsconvenant met zijn ex-partner. Weliswaar is tussen partijen afgesproken dat het eerste gesprek niet in rekening zou worden gebracht, dit betekent niet dat klager erop mocht vertrouwen dat alle advieswerkzaamheden na dat gesprek eveneens kosteloos zouden worden verricht. Dat op de voorschotnota stond vermeld dat werkzaamheden pas zouden worden aangevangen nadat betaling van de voorschotnota was ontvangen maakt dit niet anders. Deze bepaling strekt er immers toe dat een advocaat niet kan worden gehouden werkzaamheden te verrichten zonder enige zekerheid ten aanzien van de betaling. Door klager kunnen hieraan geen rechten worden ontleend. Klager was ervan op de hoogte dat verweerder op zijn verzoek advieswerkzaamheden verrichtte en dat verweerder hiervoor betaling mocht verlangen. Ter zake valt verweerder evenmin een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.5     De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door , mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, Th. Kremers en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te Oost-Brabant    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl