Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:91
Zaaknummer
13-308NH
Inhoudsindicatie
Advocaat legt enkele weken voor uitslag nihilstellingsverzoek executoriaal beslag bij alimentatieplichtige die kinderen verzorgt. LBIO en deurwaarder weigerden bediening. Gelet op omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 8 april 2014
in de zaak 13-308NH
naar aanleiding van de klacht van:
De heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 15 oktober 2013 met kenmerk td/np/13-048, door de raad ontvangen op 18 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 10 februari 2014. Klager en verweerder zijn beiden in persoon verschenen.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 27 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager is in 2008 gescheiden van zijn ex-echtgenote. Uit het huwelijk zijn in 1996 en in 2001 een dochter en een zoon geboren, die bij hun vader (klager) wonen. Bij echtscheidingsbeschikking van 8 april 2008 heeft de rechtbank partneralimentatie vastgesteld ten laste van klager ad € 1.190,-- per maand over de periode van 8 juli 2008 tot 17 februari 2010 en ad € 850,-- per maand met ingang van 17 februari 2010.
2.2 Bij brief van 27 september 2010 heeft (de advocaat van) klager aan zijn ex-echtgenote laten weten dat hij per 1 november 2010 zal stoppen met het betalen van partneralimentatie omdat zijn ex-echtgenote al meer dan een jaar samenwoont als ware zij gehuwd.
2.3 In september 2011 heeft de ex-echtgenote het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO) ingeschakeld om de alimentatie-achterstand te incasseren. Per brief van 3 januari 2012 heeft het LBIO laten weten dat klager de relatie/samenwoning (in de visie van het LBIO) heeft aangetoond, zodat het LBIO de incassoprocedure beëindigde.
2.4 Vervolgens heeft de ex-echtgenote getracht de achterstallige alimentatie te incasseren door middel van inschakeling van een deurwaarder, maar deze deurwaarder heeft (na aangeschreven te zijn door klagers advocaat) zijn bediening niet voortgezet.
2.5 Op 8 maart 2012 heeft klager zich gewend tot de rechtbank met het verzoek de alimentatie op nihil te stellen per 1 november 2010 stellende dat zijn ex-echtgenote in 2009 is gaan samenwonen met een nieuwe partner als ware zij met hem gehuwd. Klager heeft zijn alimentatiebetaling feitelijk op 1 november 2010 gestaakt en dat per brief van 27 september 2010 aan zijn ex-echtgenote medegedeeld.
2.6 Op 18 september 2012 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gewezen, waarvan de strekking is dat klager door middel van getuigenverhoor bewijs mag leveren van de stelling dat de ex-echtgenote heeft samengewoond met haar toenmalige nieuwe partner.
2.7 De getuigenverhoren hebben plaatsgevonden in november 2012 en in februari 2013. Na de sluiting van de contra-enquête en conclusiewisseling heeft de rechtbank op 27 april 2013 de eindbeschikking gegeven. In deze beschikking stelt de rechtbank klager in het gelijk en de alimentatie op nihil.
2.8 Op 14 februari 2013 - na de sluiting van de getuigenverhoren en een aantal weken voor de datum waarop de beschikking zou worden gegeven - heeft verweerder op grond van de echtscheidingsbeschikking uit 2008 en een arrest van het hof Amsterdam uit 2009 executoriaal beslag gelegd op de woning, op de bankrekening en onder de werkgever van klager (loonbeslag). Een bedrag van ca. € 2.500 is voorafgaande aan de beschikking daadwerkelijk afgedragen (partijen twisten over de exacte hoogte van deze afdracht).
2.9 De advocaat van klager heeft op 21 februari 2013 bij verweerder tegen het beslag geprotesteerd, stellende dat het afdwingen van de betaling ongepast is nu de rechter daarover op korte termijn zal beslissen. In deze brief biedt klagers advocaat voorts aan zekerheid te stellen door € 24.184,54 op de derdenrekening af te storten. De advocaat wijst erop dat het loonbeslag ertoe leidt dat financiële problemen ontstaan met betrekking tot het voldoen van de vaste lasten en de kosten van de kinderen.
2.10 Bij brief van 22 februari 2013 wijst verweerder het voorstel af, waarbij hij nog wel een tegenvoorstel doet, strekkende tot afdracht van € 9.000,-- waarbij partijen voor het overige de beslissing van de rechtbank afwachten.
2.11 De ex-echtgenote heeft in mei 2013 tegen de beschikking van de rechtbank appèl ingesteld bij het gerechtshof. De uitkomst van deze vervolgprocedure is nog niet bekend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door executoriaal beslag te leggen terwijl in de procedure die betrekking heeft op de vraag of de alimentatie gehandhaafd kan blijven op korte termijn een beslissing zou worden gegeven.
4. BEOORDELING
4.1 De raad overweegt als volgt. De advocaat van de wederpartij komt een grote mate van vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voor komt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad. De raad overweegt daarbij dat bijzondere prudentie dient te worden betracht in familierechtelijke zaken, in het bijzonder wanneer daarbij belangen van kinderen zijn betrokken.
4.2 Verweerder heeft erop gewezen dat hij aanvankelijk prudent heeft geopereerd in die zin dat hij niet direct executoriaal beslag heeft gelegd voor de achterstand. Verweerder stelt dat hij de beslissing om toch te executeren heeft genomen, toen hij na het verhoor van de derde getuige de conclusie trok dat het verzoek van klager waarschijnlijk zou worden afgewezen. Verweerder heeft de weging van het getuigenbewijs en daarmee de uitkomst van de procedure niet goed ingeschat, zo stelt hij, maar in deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, temeer nu al meermalen was gesommeerd waarbij executiemaatregelen in het vooruitzicht waren gesteld, aldus nog steeds verweerder.
4.3 De raad kan verweerder niet volgen. De raad ziet niet waarom verweerder, die er blijk van geeft de leiding van de zaak op zich te hebben genomen en niet te hebben gehandeld op uitdrukkelijke instructie van zijn cliënte, de ex-echtgenote, maar op basis van een eigen afweging, niet heeft kunnen wachten op de beschikking van de rechtbank, die op korte termijn zou komen en die duidelijkheid zou bieden of het recht op alimentatie zou komen te vervallen of niet. Verweerder voert nog aan dat klager er voor had kunnen kiezen de executie aan te vechten in kort geding, echter verweerder miskent hierbij dat zijn handelwijze ter beoordeling staat en niet die van klager.
4.4 Bij haar oordeel kent de raad mede gewicht toe aan het feit dat de advocaat van klager een uitweg heeft aangeboden die de hinder van het beslag voor klager en de kinderen zou wegnemen, door een zekerheid af te storten via het bij de bank beslagen saldo. Het zou verweerder gepast hebben dit voorstel te hebben aanvaard, maar in plaats daarvan heeft verweerder het beslag laten liggen tot 15 april 2013. Tenslotte is niet onbelangrijk dat klager zoals hij stelt aan is gelopen tegen een restitutierisico op zijn ex-echtgenote; een achteraf (vooralsnog) onverschuldigd door middel van de executie verkregen betaling van ca. € 2.500 blijkt in de praktijk niet op de ex-echtgenote verhaald te kunnen worden. Verweerder was op de hoogte van de moeilijke financiële omstandigheden van zijn cliënte en had, alle omstandigheden in aanmerking genomen, rekening moeten houden met de gerechtvaardigde belangen van klager en de kinderen van partijen, die van klager afhankelijk zijn. Door dat niet te doen heeft verweerder de belangen van klager nodeloos geschaad Zijn handelwijze is dan ook tuchtrechtelijk verwijtbaar.
5 MAATREGEL
5.1 Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing.
Aldus gewezen door: mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, P. van Lingen, A.G. van Marwijk Kooy, J.M. van de Laar, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting 8 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Tot 11 april 2014 :Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
Met ingang van 11 april 2014: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd tot 11 april 2014 aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek; na 11 april 2014 aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl