Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-05-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:119
Zaaknummer
R. 4519/14.104
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat van de wederpartij. Op basis van de stukken, de tegengestelde verklaringen van klager en verweerder en het feit dat klager zijn verwijten niet met getuigenverklaringen of anderszins heeft ondersteund, kunnen de verweten gedragingen niet worden vastgesteld. Het stond verweerder vrij de bewindvoerder te adviseren geen stukken aan te nemen alsmede er de voorkeur aan te geven rechtstreeks contact tussen partijen te vermijden. Van zeer onbehoorlijk dan wel uiterst onbeschoft gedrag is niets komen vast te staan.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 8 mei 2014 met kenmerk R 2014/44 ml, door de raad ontvangen op 9 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Klager is verwikkeld in een geschil met zijn broer (en zuster) over de afwikkeling van de nalatenschap van zijn ouders.
1.2 In 1994 heeft klager een procedure tegen zijn broer en zuster aanhangig gemaakt teneinde een financiële verantwoording van de nalatenschap te verkrijgen.
1.3 In 2001 is de broer van klager in dat kader veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
1.4 In oktober 2002 heeft klagers broer, die woonde in de ouderlijke huurwoning, een beroerte gekregen. Nadien is hij opgenomen in een verpleegtehuis. De broer van klager lijdt sedertdien aan afasie.
1.5 In mei 2003 hebben klager en zijn zuster de Rechtbank verzocht hun broer onder bewind te stellen. De broer van klager is onder bewind gesteld met benoeming van een (oud) notaris tot bewindvoerder.
1.6 Verweerder behartigt sedert 2007 de belangen van klagers broer.
1.7 De zaak waarvoor de broer van klager zich tot verweerder heeft gewend betrof de opheffing van een derdenbeslag en de afgifte van zijn persoonlijke spullen. Klager werd in die procedure ook bijgestaan door een advocaat.
1.8 Klager heeft in januari en mei 2009 alsmede in februari 2010 aan de bewindvoerder van zijn broer een deel van de financiële administratie en diverse orders van klagers broer afgegeven. De bewindvoerder heeft voor de ontvangst daarvan getekend.
1.9 Op 21 mei 2012 heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden op de Rechtbank Dordrecht. Klager heeft tijdens de pauze van het getuigenverhoor getracht stukken af te geven aan de bewindvoerder. Verweerder heeft de bewindvoerder geadviseerd deze stukken niet aan te nemen.
1.10 Bij e-mail bericht van 12 januari 2014 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tijdens een pauze bij het getuigenverhoor op 21 mei 2012 heeft verhinderd dat klager aan de bewindvoerder stukken kon afgeven en voor de ontvangst daarvoor tekende en daarbij zich jegens klager onbehoorlijk heeft gedragen en/of klager fysiek heeft geïntimideerd. Verweerder belemmert door zijn handelen voorts de werkzaamheden van de bewindvoerder.
3. BEOORDELING
3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
3.2 Op basis van de stukken, de tegengestelde verklaringen van klager en verweerder en het feit dat klager zijn verwijten niet met getuigenverklaringen of anderszins heeft ondersteund, kunnen de verweten gedragingen niet worden vastgesteld. Het stond verweerder vrij de bewindvoerder te adviseren geen stukken aan te nemen alsmede er de voorkeur aan te geven rechtstreeks contact tussen partijen te vermijden. Van zeer onbehoorlijk dan wel uiterst onbeschoft gedrag is niets komen vast te staan.
3.5 Gelet het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4. BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 19 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 mei 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.