Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:385
Zaaknummer
14-142
Inhoudsindicatie
Klacht betreft beweerd tekortschieten in nawerk na verkrijging executoriale titel. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 december 2014
in de zaak 14-142
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 19 augustus 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 20 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van zowel klager als verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen, alsmede van de pleitnota van klager.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager was in 2010 gedaagd in een procedure ter zake van de terugbetaling van een geldlening aan zijn vader, waarvoor hij borg zou hebben gestaan.
2.3 Na tussenvonnis van 9 februari 2011 heeft klager afscheid genomen van zijn eerdere advocaat omdat deze wegens het risico van belangenverstrengeling niet langer voor klager kon optreden. Verweerster heeft de behandeling van de zaak overgenomen, kort voor de comparitie van partijen op 8 december 2011.
2.4 De rechtbank heeft op 18 januari 2012 eindvonnis gewezen. Bij dat vonnis zijn de vorderingen van de eisende partij afgewezen, is eiser veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van klager begroot op € 748,00, en tevens in de kosten voor nasalaris advocaat, aan de zijde van klager bepaald op € 131,00, te vermeerderen, voor het geval betekening van het vonnis heeft plaats gevonden en nodig is geweest, met € 68,00 voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening.
2.5 Bij brief d.d. 27 januari 2012 heeft verweerster de advocaat van eiser aangeschreven tot betaling binnen één week op haar derdenrekening van de proceskosten en het nasalaris ad in totaal € 879,00. Tevens heeft verweerster daarbij gesommeerd tot opheffing van het beslag op de inboedel van klagers bedrijf, alsmede namens klager de wederpartij aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van dit beslag door klager geleden schade waaronder het mislopen van de verkoop van een tweetal schilderijen. Ook heeft zij aangedrongen op een minnelijke regeling van die schade.
2.6 Omdat de wederpartij zich beraadde over hoger beroep en het er aanvankelijk niet naar uit zag dat de proceskosten betaald zouden worden, heeft verweerster in overleg met klager een deurwaarder ingeschakeld. Toen de advocaat van de wederpartij haar bij brief d.d. 15 februari 2012 liet weten dat deze over zou gaan tot betaling van de proceskosten heeft zij de deurwaarder bericht dat hij het dossier kon sluiten. De deurwaarder had het vonnis toen nog niet betekend.
2.7 Verweerster heeft per e-mail van 23 februari 2012 aan klager bericht dat het bedrag van € 748,00 aan hem zou worden overgemaakt. In die mail heeft zij klager voorts geadviseerd ten aanzien van de bepaling van de mogelijke schade als gevolg van het beslag.
2.8 Op 2 maart 2012 heeft de wederpartij het voor verweerster bestemde bedrag van € 131,00 aan nasalaris op de derdenrekening van verweersters kantoor overgemaakt.
2.9 Begin 2014 heeft klager aan verweerster laten weten dat hij het bedrag van de kostenveroordeling nog niet had ontvangen. Verweerster heeft daarop de toenmalige advocaat van de wederpartij aangeschreven, en toen bleek dat deze niet meer voor hem optrad, de wederpartij zelf. Deze heeft vervolgens op 3 februari 2014 het bedrag ad € 748,00 contant bij haar op kantoor betaald.
2.10 Verweerster heeft op 20 februari 2014 klager van die betaling op de hoogte gebracht en, omdat er nog een aantal facturen van in totaal € 136,16 open stonden, aan klager verzocht of deze in kon stemmen met verrekening van deze facturen.
2.11 Bij brief van 13 maart 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
2.12 Klager heeft niet in kunnen stemmen met vorenbedoelde verrekening omdat hij meent dat de wederpartij de door verweerster bij hem in rekening gebrachte kosten had moeten betalen, waarna verweerster in overleg met de deken het betwiste bedrag ad € 136,16 op de dekenrekening heeft gedeponeerd en het verschil met de ontvangen € 748,00 aan klager overgemaakt.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:
a) zonder medeweten of toestemming van klager en tegen diens belang in de opdracht tot inning van de kosten bij de deurwaarder heeft ingetrokken;
b) ruim twee jaar een tegoed op de derdengeldrekening onder zich heeft gehouden zonder klager daarover te informeren;
c) zich onvoldoende heeft ingespannen c.q. onjuist heeft gehandeld bij het verhalen van de schade als gevolg van het beslag.
4 VERWEER
4.1 Met het intrekken van de opdracht aan de deurwaarder heeft zij gehandeld in het belang van klager, omdat zodoende is voorkomen dat op een moment dat vrijwillige betaling van de proceskosten door de wederpartij was aangekondigd, onnodig kosten van betekening zijn gemaakt.
4.2 Het bedrag van € 748,00 is pas begin 2014 contant op kantoor betaald.
4.3 Verweerster heeft wel geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, maar dat is niet gelukt. Zij heeft klager een civiele procedure ontraden. Na dit advies begin 2012 is klager niet meer op deze kwestie terug gekomen.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Dat verweerster destijds de opdracht aan de deurwaarder heeft ingetrokken valt haar niet te verwijten. Zij heeft dat gedaan in het belang van klager. Daarmee wilde zij bereiken dat op een moment dat betaling van de proceskosten was toegezegd niet onnodig kosten gemaakt zouden worden die in dat geval voor rekening van klager zouden zijn gekomen.
5.2 Met deze intrekking ging niets voor klager verloren. Indien nodig zou immers altijd later opnieuw aan de deurwaarder opdracht kunnen worden gegeven om alsnog over te gaan tot betekening en executiemaatregelen.
5.3 Klager heeft ter zitting verklaard dat hij over het uitblijven van deze betaling wel bij mr. [N] aan de bel heeft getrokken toen hij voor andere zaken bij hem op kantoor was, maar niet is gebleken dat verweerster daarover is geïnformeerd. Zij ging er kennelijk vanuit dat betaling aan klager zou plaats vinden en ook had plaats gevonden. Zo beschouwd lijkt het erop dat dit aspect van de afwikkeling van het vonnis in de communicatie tussen klager en verweerster simpelweg geen aandacht meer heeft gehad. Dat valt te betreuren, maar kan op zichzelf verweerster niet tuchtrechtelijk worden verweten. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.4 Vast is komen te staan dat verweerster bedoeld bedrag niet ruim twee jaar lang op de rekening van haar kantoor heeft laten staan. Het bedrag is door klagers wederpartij op 3 februari 2014 contant op kantoor betaald nadat verweerster hem kort tevoren rechtstreeks had aangeschreven. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond bij gebrek aan de juistheid van de feitelijke grondslag ervan.
Ad klachtonderdeel c)
5.5 Verweerster heeft negatief geadviseerd over de kans van slagen in een procedure tot vaststelling c.q. verhaal van de schade als gevolg van het beslag. De raad heeft geen aanwijzingen dat dit advies onjuist is geweest. Klager heeft zich er destijds kennelijk ook bij neer gelegd. Ook dit onderdeel van de klacht dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klachten van klager tegen verweerster zijn ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, J.R.O. Dantuma en C.J. Lunenberg-Demenint, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2014.
griffier voorzitter