Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:166

Zaaknummer

ZWB 384 - 2013

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft klager niet geïnformeerd over de stand van zaken in de procedure, was onbereikbaar en heeft niet meegewerkt aan overdracht van het dossier.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Schorsing één jaar onvoorwaardelijk

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 30 juni 2014

in de zaak ZWB 384 – 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

 

       

klager

 

tegen:

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 16 december 2013 met kenmerk K13-122, door de raad ontvangen op 17 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014. Verweerder noch klager zijn verschenen. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 16 december 2013 met de daarbij behorende bijlagen.

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure omtrent het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Gedurende de periode april 2012 tot en met augustus 2013 hebben klager en zijn hulpverleners diverse keren geprobeerd om in contact met verweerder te komen, veelal zonder resultaat.

2.2      Op 9 juli 2013 vond ten kantore van een van de hulpverleners van klager een gesprek plaats tussen klager en verweerder. De uitkomst van dat gesprek was dat klager zeer duidelijk heeft aangegeven verweerder niet langer als zijn advocaat te willen hebben omdat verweerder onbereikbaar was en klager niet informeerde over de stand van zaken in de procedure. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat verweerder het dossier binnen drie dagen nadien naar de hulpverlener van klager zou sturen.

2.3      Op 23 juli 2013 had de hulpverlener van klager het dossier nog steeds niet ontvangen. Hij heeft telefonisch contact met verweerder opgenomen en die heeft toegezegd het dossier nog diezelfde dag op te sturen. Bij brief van 25 juli 2013 heeft de hulpverlener van klager verweerder nog een rappel gestuurd omdat het dossier nog altijd niet was ontvangen. Door verweerder is uiteindelijk op 2 augustus 2013 het dossier aan een nieuwe advocaat toegezonden.

2.4      Klager heeft zich vervolgens bij brief van 8 augustus 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

3.1      verweerder klager geen informatie gaf over de stand van zaken in de procedure van klager;

3.2      verweerder onbereikbaar was;

3.3      verweerder een nota van € 1.200,= aan klager heeft toegezonden terwijl het klager niet duidelijk was waarom hij dat bedrag moest betalen;

3.4      verweerder het dossier in strijd met de gemaakte afspraken aan een nieuwe advocaat heeft toegezonden.

 

4             VERWEER

4.1      Door verweerder wordt slechts summier op de verwijten van klager gereageerd. Verweerder erkent dat zijn bereikbaarheid onvoldoende is geweest, maar benadrukt dat hij desondanks wel diverse keren met klager heeft gesproken en klager bij gelegenheid telefonisch heeft geïnformeerd over de stand van zaken.

4.2      Voor wat betreft de nota van € 1.200,= merkt verweerder op dat hij deze niet daadwerkelijk aan klager heeft toegezonden. Het betrof slechts een door verweerder geschetst tarief indien klager zou verzoeken om het starten van een procedure tot verkrijging van een verblijfsvergunning middels de Duitsland/België route.

4.3      Over de overdracht van het dossier merkt verweerder op dat het voor hem niet duidelijk was of het dossier moest worden overgedragen aan de hulpverlener van klager dan wel aan een nieuwe advocaat.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Gedragsregel 8 verplicht de advocaat om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken bovendien schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

Bij zijn klacht heeft klager een gedetailleerde rapportage van zijn hulpverleners gevoegd waaruit blijkt dat klager al vanaf medio 2012 zoekende was naar informatie over zijn procedure. Uit de rapportage van de hulpverleners van klager blijkt duidelijk dat zij diverse keren en bij herhaling contact met verweerder hebben proberen op te nemen, zowel telefonisch als per mail, teneinde informatie van verweerder te krijgen.

Deze rapportage is door verweerder niet of nauwelijks betwist. Verweerder stelt enkel dat hij wel telefonisch overleg met klager heeft gevoerd, maar geeft niet aan wanneer en waarover. Verweerder geeft evenmin aan waarom hij niet op de vele verzoeken van de hulpverleners van klager heeft gereageerd.

Uit het voorgaande blijkt afdoende dat de informatievoorziening door verweerder aan klager onder de maat was. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.2      Klager verwijt verweerder dat hij onbereikbaar was. Dit verwijt wordt gesteund door de hulpverleners van klager die ook zelf bij herhaling vergeefs hebben geprobeerd in contact met verweerder te komen. Door verweerder wordt erkend dat zijn bereikbaarheid te wensen overliet. Uit de hiervoor al aangehaalde aantekeningen van de hulpverleners van klager blijkt hoe vaak klager en de hulpverleners namens hem hebben geprobeerd met verweerder in contact te komen. Op het kantoor van verweerder was niemand bereikbaar, e-mails werden niet beantwoord en op terugbelverzoeken werd niet gereageerd. Dit is niet zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Ook dit onderdeel acht de raad daarom gegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.3      Klager stelt dat verweerder hem een nota heeft gezonden van € 1.200,=. Verweerder stelt dat hij niet daadwerkelijk een nota heeft verzonden, maar dat hij enkel een indicatie heeft gegeven van de kosten voor het initiëren van een procedure teneinde een verblijfsvergunning te verkrijgen via de België/Duitsland route. Uit het verslag van de hulpverleners van klager blijkt echter dat er wel degelijk een nota is verzonden. Verweerder en klager twisten derhalve over de feiten. Vast staat echter wel dat de nota door klager niet is voldaan en dat verweerder niet tot het innen van de nota is overgegaan of daartoe nog over zal gaan. De raad is daarom van mening dat klager bij dit onderdeel van zijn klacht geen belang heeft.

Ad klachtonderdeel 4

5.4      Verweerder stelt dat hem niet duidelijk was aan wie hij het dossier moest overdragen en geeft aan dat hij daarom de op 9 juli 2013 met de hulpverlener van klager gemaakte afspraak niet is nagekomen. Dat verweerder niet wist aan wie het dossier moest worden toegezonden, oordeelt de raad ongeloofwaardig, gelet op het hierboven onder 2.2 vastgestelde feit. Bovendien had verweerder, indien er daadwerkelijk verwarring bestond, met een enkel telefoontje bij de hulpverlener van klager kunnen navragen aan wie hij het dossier moest toezenden. Ook voor wat betreft de toezending van het dossier is verweerder derhalve ernstig tekort geschoten. De raad verklaart dit vierde klachtonderdeel gegrond.

 

              6.       MAATREGEL

6.1     De ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor klager hieraan verbonden nadelige gevolgen, rechtvaardigt op zichzelf een zware maatregel.

6.2     De onderhavige klacht staat bovendien niet op zichzelf. Er zijn nog andere klachten van een individuele klager (bij de raad geregistreerd onder nrs. ZWB 21-2013 en ZWB 10-2014), welke klachten in de vandaag genomen beslissingen tot gegrondheid zijn verklaard en waarin de ernst van het verweerder tuchtrechtelijk verweten handelen, gevoegd bij de grote omvang van de voor die klagers daaraan verbonden nadelige gevolgen, eveneens een zware maatregel rechtvaardigt.

6.3     Verweerder heeft het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening en in de advocatuur in het algemeen in ernstige mate beschadigd. Verweerder is voorts ernstig tekort geschoten in de zorg die hij zijn cliënten verschuldigd was. Verweerder heeft geen inzicht getoond in de door hem gemaakte misslagen, heeft niet van eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen geleerd en heeft niet aangetoond dat enige verbetering is te verwachten.

6.4     Op grond van de ernst van de in voormelde drie zaken in zijn totaliteit aan verweerder verweten gedragingen, komt de raad tot de conclusie dat het niet langer verantwoord is dat verweerder zijn praktijk als advocaat nog langer uitoefent. De raad zal aan verweerder de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één jaar opleggen. Gelet op het feit dat verweerder bij beslissing van 25 november 2013 is geschrapt van het tableau, welke beslissing inmiddels door het Hof van Discipline is bekrachtigd, zal deze schorsing pas ten uitvoer worden gelegd op het moment dat verweerder wederom als advocaat wordt ingeschreven.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond en oordeelt dat klager geen belang heeft bij klachtonderdeel 3;

-        legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één jaar;

-        bepaalt dat de opgelegde schorsing in gaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan;

-        draagt de deken op om deze beslissing openbaar te maken op de in het arrondissement Zeeland-West-Brabant gebruikelijke wijze;

 

 

Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juni 2014.                    

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 juli 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        klager

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl