Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:21

Zaaknummer

13-299NH

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerster heeft - ondanks herhaalde verzoeken tot betaling – de  nota ter zake de hoofdelijke omslag van de plaatselijke Orde van Advocaten, alsmede de landelijke omslag, onbetaald gelaten. Tevens heeft verweerster verzuimd tijdig te reageren op herhaalde verzoeken van de deken om financiële informatie betreffende haar praktijkvoering. Bezwaren gegrond, voorwaardelijke schorsing van twee maanden.  

Uitspraak

Beslissing van 21 januari 2014

in de zaak 13-299NH

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

de heer mr.

deken

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 oktober 2013 met kenmerk rm/jt/13-362, door de raad ontvangen op 14 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2013 in aanwezigheid van de deken en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 12, genoemd in de inventarislijst  bij de brief van de deken

- de brief van verweerster d.d. 25 november 2013, met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In 2008 heeft de toenmalige deken in het arrondissement Alkmaar een dekenbezwaar tegen verweerster ingediend wegens het niet-correct gebruiken van de rekening derdengelden. Bij beslissing van de Raad van Discipline van 11 januari 2010 (RvD 08-255) is geoordeeld dat verweerster gedurende een periode van vijf jaar tweemaal per jaar de dagafschriften van de rekening derdengelden ter inzage en controle aan de deken moest verstrekken.

2.3 In 2010 is opnieuw een dekenbezwaar tegen verweerster ingediend met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering van het kantoor. Dit bezwaar leidde tot de beslissing van de Raad van Discipline van 26 oktober 2010 (RvD 10-229), waarbij het bezwaar gegrond werd verklaard en de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken met een proeftijd van twee jaar is opgelegd. Deze beslissing is in hoger beroep bekrachtigd (HvD 11-5928).

2.4 Bij brief van 19 juni 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar aan verweerster geschreven, voor zover relevant:

“In ons gesprek van 18 juni jl. liet u mij weten met de Belastingdienst in principe een regeling te hebben getroffen voor de openstaande belastingschuld van € 125.000. (…) Met deze bereidheid van de Belastingdienst om met uw kantoor realistische afspraken te maken om de belastingschuld te verminderen, is er voldoende perspectief de praktijk te continueren. (…)

U gaf aan dat de jaarstukken 2011 in het komend najaar zullen worden opgesteld. Indien de definitieve regeling met de Belastingdienst overeenstemt met de samenvatting die ik hierboven heb gegeven, is een vervolgoverleg wat mij betreft niet noodzakelijk. Ik ga er daarbij wel vanuit dat u mij zult informeren indien de omstandigheden van de praktijk zich wezenlijk wijzigen.”

2.5 Een brief van de deken aan verweerster van 17 juli 2013 luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Op 14 februari 2013 is u een factuur toegezonden voor de lokale hoofdelijke omslag voor een bedrag van € 683,65 (incl. btw). Ondanks een betalingsherinnering van 10 april jl. en een op 24 mei jl. door u telefonisch gedane toezegging is het bedrag door u nog altijd niet voldaan. (…)

De Nederlandse Orde van Advocaten heeft mij laten weten dat u ook daar een betalingsachterstand heeft. De nota voor de hoofdelijke omslag 2012 (€ 791,24) is inmiddels uit handen gegeven nadat de nota over 2011 ook pas via de deurwaarder kon worden geïnd. Ook de betalingstermijn voor de omslag over 2013 (€ 840,16) is inmiddels verstreken. (…)

Het is mij dan ook bekend dat u ook bij het SPOA een zodanige betalingsachterstand hebt opgebouwd dat u voorlopig bent uitgesloten van deelname aan cursussen en de certificaten voor de wel gevolgde maar niet betaalde cursussen nog niet hebt ontvangen. (…)

Naar aanleiding van een in 2008 tegen u ingediend dekenbezwaar heeft de raad van discipline bepaald dat u twee keer per jaar (per 1 maart en 1 september) de bankafschriften van de rekening derdengelden dient te overleggen. De laatste afschriften die door u (na hiertoe te zijn aangemaand) van u zijn ontvangen betreffen de periode maart/september 2012. Ik verzoek u nu binnen twee weken de afschriften over de periode september 2012/maart 2013 toe te sturen (…)

Ik verzoek u mij binnen twee weken na heden te informeren over de stand van zaken ten aanzien van de betalingsregeling met de Belastingdienst.

Om een goed beeld te kunnen krijgen van de huidige situatie verzoek ik u mij dan ook, eveneens binnen twee weken, de volgende bescheiden toe te zenden:

• de jaarstukken 2011 en 2012

• de aangiften btw 1e en 2e kwartaal 2013; en

• de halfjaarcijfers over 2013 (…)

De diverse geconstateerde problemen rond uw (financiële) kantoorsituatie geven mij zowel los van elkaar als zeker ook in combinatie aanleiding om de door mijn voorgangers geuite bezorgdheid te delen. Ik heb u in deze brief op diverse punten om uitleg c.q. een toelichting dan wel om het toesturen van stukken gevraagd en daarbij steeds een termijn van twee weken gesteld. U dient er rekening mee te houden dat deze termijn van twee weken door mij streng bewaakt zal worden. Bij overschrijding hiervan zonder reactie of het aangeven van een gegronde reden dient u er rekening mee te houden dat ik zal overwegen maatregelen tegen u te nemen die ik passend acht.”

2.6 Bij brief van 1 augustus 2013 heeft verweerster aan de deken bericht dat de betalingsachterstanden waren weggewerkt. Ook heeft zij de betreffende afschriften van de derdenrekening meegestuurd. Met betrekking tot de overige gevraagde stukken heeft verweerster, voor zover relevant, de deken het volgende geschreven:

“De jaarstukken over 2011 en 2012 kan ik nog niet verstrekken; over die van 2011 wil ik op korte termijn beschikken, doch nadere informatie thans ontbreekt, omdat de accountant met vakantie is. De aangiftes omzetbelasting zend ik hierbij. Halfjaarcijfers over 2013 was ik niet van plan te laten opmaken (en deze hebben te wachten op 2012); ik zend hierbij een staatje omtrent de omzet; de kosten zijn te vergelijken met de vorige jaren m.d.v. dat personeelskosten minder zullen zijn nu (…).”

2.7 Bij brief van 12 augustus 2013 heeft de deken verweerster opnieuw verzocht om de jaarstukken over 2011 en de voorlopige jaarstukken over 2012 uiterlijk voor 26 augustus 2013 toe te sturen. De deken heeft zijn verzoek om de jaarstukken herhaald bij brieven van 11, 19 en 24 september 2013. 

2.8 Een brief van verweerster aan de deken van 27 september 2013 luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Vertraagd door ziekte bericht ik omtrent de jaarcijfers 2011 dat de accountant mij heeft laten weten dat deze over ongeveer drie weken gereed zullen zijn.”

2.9 Bij brief met bijlagen van 10 oktober 2013 heeft de deken het bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Van deze brief heeft verweerster per gelijke post een kopie ontvangen.

2.10 Een brief van 21 november 2013 Aficom Accountants & Adviseurs aan verweerster luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Eind september 2013 aangegeven dat de werkzaamheden ongeveer 3 weken in beslag nemen echter dat wij een slag om de arm houden met betrekking tot de datum van oplevering van de jaarrekening omdat een van onze medewerkers, die al een aantal jaren voor dit kantoor de administratie verzorgt en de jaarrekening samenstelt, op vakantie was en dat deze medewerker na zijn vakantie zich eerst bezig moet houden met de afwikkeling van de jaarrekeningen voor andere cliënten waar hij voor zijn vakantie mee was begonnen. (…)

Wij verwachten de jaarrekening 2011 uiterlijk op 17 december 2013 op te leveren.”

3 DEKENBEZWAAR

3.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij nog in de proeftijd zoals gesteld in de beslissing van de Raad van Discipline van 26 oktober 2010 (RvD 10-229), die door het Hof van Discipline bij beslissing van 5 augustus 2011 (HvD 5928) is bekrachtigd, wederom betalingsachterstanden laat ontstaan,

b) zij niet voldoet aan herhaalde verzoeken van de deken om informatie over de financiële positie van haar kantoor te verschaffen en zij bij voortduring de aanleverdatum daarvan vooruitschuift.

4 VERWEER

4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a heeft verweerster aangevoerd dat de betalingsachterstand slechts twee relatief kleine crediteuren betreft, die per omgaande zijn voldaan. Volgens verweerster is geen sprake van recidive, eerder van verwijtbaar administratieve slordigheid.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b heeft verweerster aangevoerd dat het verwijt dat zij gevraagde financiële informatie te laat heeft aangeleverd alleen ziet op de jaarstukken over 2011, nu zij andere financiële gegevens – zij het met enige vertraging – heeft afgeleverd. Uit de brief van de accountant van 21 november 2013 valt af te leiden dat de accountant niet nakomt om interne redenen, te weten vakantie van de betreffende medewerker, en niet omdat verweerster onvoldoende gegevens aan de accountant zou hebben aangeleverd.

5 BEOORDELING

Ad bezwaaronderdeel a)

5.1 In het algemeen geldt de regel dat een advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.

5.2 Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is komen vast te staan dat verweerster, ondanks herhaalde betalingsverzoeken, de nota ter zake de hoofdelijke omslag van de plaatselijke Orde van Advocaten geruime tijd onbetaald heeft gelaten. Ook de landelijke omslag is door verweerster onbetaald gelaten. Pas na aankondiging van incassomaatregelen en de aanzegging van een mogelijk dekenbezwaar bij brief van de deken van 17 juli 2013 zijn de nota’s voldaan. De raad is van oordeel dat verweerster zich niet heeft gehouden aan de hiervoor onder randnummer 5.1 geformuleerde regel en dus niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad acht bezwaaronderdeel a) derhalve gegrond.

Ad bezwaaronderdeel b)

5.3 Voorop staat dat verweerster op grond van de beslissing van de raad van discipline van 11 januari 2010 gehouden was tot het verschaffen van informatie met betrekking tot de derdengeldenrekening. Verweerster heeft vervolgens met de Alkmaarse deken de afspraak gemaakt hem te informeren. De deken ging ervan uit dat de jaarstukken over 2011 in het najaar van 2012 zouden worden opgesteld, zo blijkt uit zijn brief van 19 juni 2012. Hoewel de raad van oordeel is dat uit de brief van de deken van 19 juni 2012 niet onomstotelijk blijkt wat van verweerster werd verwacht, had voor verweerster in ieder geval duidelijk moeten zijn dat zij de jaarstukken over 2011 op korte termijn aan de deken moest toesturen.

5.4 Reeds in 2012, direct in aansluiting op het gesprek met de Alkmaarse deken, had verweerster moeten aansturen op het spoedig laten opmaken van de jaarstukken over 2011. Dit heeft verweerster nagelaten en de inhoud van de brief van de accountant van 21 november 2013 neemt de verwijtbaarheid van dat nalaten niet weg. Verder is vast komen te staan dat verweerster de gevraagde informatie aan de deken heeft toegestuurd, maar dat dat pas is geschied nadat een dekenbezwaar tegen haar was ingediend. Door niet of niet tijdig te reageren op de verzoeken van de deken heeft verweerster het tuchtrechtelijk toezicht dat de deken uitoefent gefrustreerd, waardoor de deken de hem in de Advocatenwet opgelegde taak niet goed kan uitoefenen. De raad acht derhalve ook bezwaaronderdeel b gegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Het belemmeren van de taakuitoefening van de deken bij diens onderzoek valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Immers door niet dan wel niet tijdig te reageren op verzoeken van de deken om informatie wordt diens taakuitoefening en daarmee het toezicht op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk gemaakt.

6.2 Het tuchtrechtelijk verweten gedrag van verweerster staat niet op zichzelf. Aan verweerster zijn al eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd voor soortgelijke gedragingen. Binnen de door de raad op 26 oktober 2010 opgelegde en door het Hof van Discipline op 5 augustus 2011 bekrachtigde proeftijd is verweerster weer in de fout gegaan

6.3 Omdat verweerster geen lering lijkt te trekken uit eerdere zowel door de raad als het Hof van Discipline aan haar opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, is de raad van oordeel dat thans niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de hierna opgelegde.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het bezwaar gegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden;

- bepaalt dat de schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders zal oordelen op grond dat verweerster zich binnen de hierna te vermelden proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A. de Groot, P. van Lingen, R. Lonterman en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 januari 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl