Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:309

Zaaknummer

R. 4309/13.216

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft in een brief aan klager duidelijk vastgelegd dat zij het dossier zou sluiten, omdat zij geen mogelijkheden zag. Zij heeft ter zitting onweersproken gesteld dat klager mondeling te kennen had gegeven geen artikel 12-procedure te willen starten. Voor de behandeling van een andere zaak had verweerster het dossier van klager nodig. Klager wilde niet dat zij dat opvroeg. Ontbreken schriftelijke vastlegging Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 2 september 2013 met kenmerk R 12/13/96 edl, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van verweerster. Klager is ondanks bericht dat hij zou verschijnen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In 2009 is verweerster in contact gekomen met klager. Zij heeft diverse zaken voor hem in behandeling genomen, onder andere ter zake een klacht tegen niet-vervolging en een geschil met B GGZ.

2.3 De zaak waarin geen vervolging werd ingesteld, zag op een voorval waarbij klager mishandeld was. De beslissing van de Officier van Justitie om af te zien van vervolging zou verband houden met het oordeel van het Openbaar Ministerie dat sprake was van een familievete.

2.4 Het geschil met B GGZ zag op door klager ondergane opnames in 2002, 2004 en 2005. Tijdens deze opnames heeft hij gedwongen medicatie moeten ondergaan. Hij wilde in verband daarmee een rechtszaak tegen B GGZ beginnen.

2.5 Bij brief met bijlagen van 28 februari en 4 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in beide hiervoor genoemde kwesties tekort is geschoten. Meer in het bijzonder doordat zij in beide zaken feitelijk niets heeft gedaan. Klager acht het onjuist dat verweerster wel gefinancierde rechtsbijstand voor beide kwesties heeft verkregen en aan hem de eigen bijdragen in rekening heeft gebracht. 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Vooropgesteld moet worden dat een advocaat niet gehouden is een zaak in behandeling te nemen waarvan hij denkt/meent dat daarmee geen reëel resultaat te behalen valt. Een advocaat dient zich daarbij te realiseren dat hij geen onterechte verwachtingen zal wekken. Duidelijke communicatie over de mogelijkheden en onmogelijkheden is van belang.

5.2 Verweerster is in het licht van dit uitgangspunt voor wat betreft de kwestie van de niet-vervolging naar het oordeel van de raad niet tekort geschoten. Zij heeft in een brief aan klager duidelijk vastgelegd dat zij het dossier zou sluiten omdat zij geen mogelijkheden zag. In de sepotbeslissing is verwezen naar artikel 12 Wetboek van Strafvordering. Verweerster heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij klager op die mogelijkheid ook mondeling heeft gewezen maar dat in reactie daarop klager te kennen heeft gegeven dat niet te willen.

5.3 Naar het oordeel van de raad is verweerster in de B GGZ-kwestie evenmin tekortgeschoten. Zij heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zij om de zaak adequaat te behandelen het dossier van klager nodig had, maar dat klager niet wilde dat zij dat bij B GGZ opvroeg. Het ware weliswaar beter geweest om, zoals verweerster ter zitting ook heeft erkend, een en ander aan klager schriftelijk te bevestigen, maar een tuchtrechtelijk verwijt levert dat hier niet op.

5.4 Gezien het voorgaande acht de raad de klacht ongegrond.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl