Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:334

Zaaknummer

14-144

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening en het neerleggen van de opdracht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 september 2014

in de zaak 14-144

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 25 augustus 2014 met kenmerk RvT 14-0104 door de raad ontvangen op 26 augustus 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 6.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager treedt op in zijn hoedanigheid van directeur-bestuurder van de besloten vennootschap X B.V. Klager heeft zich namens X B.V. tot verweerder gewend met het verzoek hem te adviseren in het geschil tussen X B.V. en de gemeente Z.

1.3    Op enig moment heeft verweerder, nadat bleek dat in dit geschil al een andere advocaat, ter behartiging van de belangen van X B.V., betrokken was geweest het dossier bij deze advocaat opgevraagd.

1.4    Klager heeft daarop verweerder laten weten dat hij het hier niet mee eens was. Op 10 april 2014 heeft er, op het kantoor van verweerder, een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden over deze kwestie.

1.5    Verweerder heeft klager ook geadviseerd over een tweetal andere kwesties, te weten het innen van een boetebeding en het innen van gelden betreffende een mandelige zaak. In de tweede kwestie is door verweerder een mondeling advies gegeven waarna klager zelf een brief aan de wederpartij in die kwestie heeft opgesteld en verstuurd.

1.6    Over de aanpak van deze kwestie is tussen klager en verweerder een verschil van mening ontstaan. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder  klager medio april 2014 laten weten dat hij de opdracht zou neerleggen omdat het vertrouwen dat nodig is voor een vruchtbare samenwerking, in ieder geval aan zijn kant, was komen te ontbreken.

1.7    Bij brief van 24 april 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zonder toestemming van klager het dossier in de zaak tegen de gemeente Z. bij de huisadvocaat van klager op te vragen;

b)    terug te komen op een eerder gegeven advies;

c)    lange reacties per e-mail te sturen welke in de visie van klager ook kort en bondig kunnen;

d)    geen toelichting te geven op een door verweerder aan klager verzonden factuur;

e)    zonder motivatie en overleg de opdracht terug te geven.

2. 2    Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klager dat verweerder hem geadviseerd heeft om een factuur te sturen  aan zijn wederpartij. Klager heeft dit gedaan en na enige tijd kwam verweerder op zijn advies terug en stelde dat de zaken toch weer anders lagen.

2. 3    Klager stelt dat verweerder weigerde een inhoudelijke en concrete toelichting te geven op een door verweerder aan hem verstuurde factuur.

2. 4    Klager stelt dat verweerder zonder enig overleg en zonder te motiveren waarom, de opdracht heeft neergelegd. Hierdoor is X B.V. in haar belangen geschaad.

3    VERWEER

3.1    Verweerder stelt dat hij op 24 maart 2014, nadat hij klager had bijgestaan in een bespreking met de gemeente Z., met klager besproken heeft dat hij het dossier zou opvragen bij mr. X. Kort daarvoor was verweerder gebleken dat mr. X. in 2011 in het voortraject van de zaak werkzaamheden voor klager in deze kwestie had verricht. Verweerder stelt dat hij klager op 24 maart 2014

heeft uitgelegd dat hij de correspondentie uit 2011 nodig had bij de verdere behandeling van de zaak en dat klager ermee heeft ingestemd dat verweerder de informatie bij mr. X. zou opvragen.

3. 2    Verweerder geeft aan dat klager met klachtonderdeel b) doelt op het feit dat klager hem een keer mondeling heeft gevraagd of kosten van een mandelige zaak konden worden gevorderd van de mede-eigenaar. Verweerder stelt dat hij toen, indachtig art. 5:65 BW, heeft geantwoord dat de kosten van een mandelige zaak in beginsel moeten worden gedeeld. Tevens heeft hij aangegeven dat wanneer klager deze kosten in een procedure zou vorderen, hij de vordering zou moeten onderbouwen. Klager heeft vervolgens zelf een brief geschreven en heeft deze nadien aan verweerder ter kennisgeving toegezonden. Dit heeft klager ook gedaan met de onderbouwing van de vordering.

3. 3    Vervolgens reageerde de advocaat van de wederpartij op de brief van klager. Verweerder stelt dat hij van oordeel was dat de reactie van de advocaat van de wederpartij op de brief van klager steekhoudende kritiek bevatte. Klager had een tegenovergestelde mening. Verweerder stelt dat hij de zaak vervolgens juridisch geanalyseerd heeft en deze analyse aan klager heeft gezonden. Uit de reactie van klager daarop bleek dat partijen van mening bleven verschillen over de verdere koers. Dit is de aanleiding geweest voor het neerleggen van de opdracht.

3. 4    Naar aanleiding van klachtonderdeel c) geeft verweerder aan dat het naar zijn mening nodig was om de sterke en zwakke punten van de zaak op een rij te zetten en de verweren van de wederpartij te weerleggen. 

3. 5    Als reactie op klachtonderdeel d) stelt verweerder dat hij de betreffende factuur aan klager heeft verzonden en dat klager hem vervolgens een e-mail bericht stuurde met daarop een aantal strepen door bepaalde posten en vraagtekens achter bepaalde posten. Volgens verweerder is dat de enige betwisting die hij heeft ontvangen. Verweerder stelt dat hij diezelfde dag per e-mail op de e-mail van klager heeft gereageerd. Op deze uitleg heeft hij geen reactie meer ontvangen van klager.

3. 6    Naar aanleiding van het verwijt dat hij zonder motivatie de opdracht heeft teruggegeven stelt verweerder dat in het gesprek dat hij op 10 april 2014 met klager heeft gevoerd duidelijk werd dat er een onoverbrugbaar verschil van mening bestond over de verdere koers. De volgende dag heeft verweerder klager bericht dat hij de opdracht zou neerleggen.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter constateert dat de lezing van de feiten van klager en verweerder lijnrecht tegenover elkaar staan. Klager geeft aan dat verweerder het dossier zonder zijn toestemming heeft opgevraagd bij mr. X. terwijl verweerder zegt dat hij met klager besproken heeft dat hij het dossier zou opvragen.

4.3    Het is heel wel voor te stellen dat verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat hij voor de verdere behandeling van de zaak de beschikking wilde hebben over eerdere brieven die over deze kwestie waren geschreven. Dat vergt een zorgvuldige behandeling van de aan hem verleende opdracht immers doorgaans ook. Dat verweerder de brieven heeft opgevraagd tegen de uitdrukkelijke wil van klager en daarmee heeft gehandeld tegen de wens van zijn cliënt is feitelijk niet vast komen te staan. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)en c)

4.4    Deze klachtonderdelen hebben betrekking op de kwaliteit van dienstverlening. Op geen enkele wijze is feitelijk komen vast te staan dat verweerder niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat heeft gehandeld. Het is niet ongebruikelijk dat een advies in de loop van de tijd, aan de hand van de door de wederpartij gestelde feiten en omstandigheden moet worden bijgesteld. Het enkele feit dat de e-mails van verweerder aan klager langer waren dan klager wenselijk vond betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ook deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

4.5    Verweerder heeft aangegeven dat hij wel degelijk gereageerd heeft op het e-mail bericht van klager waarin klager enkele strepen en vraagtekens op een door verweerder gezonden factuur had geplaatst. Partijen verschillen van mening over de vraag of reistijd wel of niet gefactureerd zou worden. Het is niet aan de tuchtrechter om dit twistpunt te beslechten. Ook klachtonderdeel d) is derhalve kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel e)

4.6    Ten aanzien van klachtonderdeel e) overweegt de voorzitter dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.7    Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom hij geen basis meer zag voor voortzetting van zijn dienstverlening aan klager. Niet gebleken is dat klager van de beslissing van verweerder om de opdracht neer te leggen procedurele schade heeft ondervonden. Ook klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 17 september 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten