Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:115

Zaaknummer

ZWB 108 - 2014

Inhoudsindicatie

Deken heeft grote beleidsvrijheid om te bepalen hoe hij een klacht onderzoekt. NIet gebleken dat er sprake was van een dusdanig handelen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegond.

Uitspraak

 

Beslissing van 14 mei 2014

in de zaak ZWB 108 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

Klager heeft op 1 juli 2013 bij de voorzitter van de raad van discipline een klacht tegen verweerder ingediend. De voorzitter van de raad van discipline heeft bij beslissing dd. 31 juli 2013 de behandeling van deze klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant.

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant van 23 april 2014 met kenmerk K13-129 , door de raad ontvangen op 24 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1          Klager heeft op 23 maart 2013 een klacht tegen mr. X. ingediend bij verweerder, in diens hoedanigheid van deken. Verweerder heeft mr. X. gevraagd op de klacht te reageren. Bij brief dd. 9 april 2013 heeft verweerder de reactie van mr X. aan klager toegezonden met de mededeling dat hij een dekenstandpunt zou formuleren. Bij brief dd. 23 april 2013 heeft verweerder aan klager verzocht hem nader te berichten welke passages in de geschriften van mr X. hij onnodig grievend vond. Klager heeft bij brief dd. 1 mei 2013 bericht het handelen van verweerder niet meer als onpartijdig te kunnen beschouwen en verzocht om doorzending naar de raad van discipline. Klager heeft zijn verzoek herhaald bij brief dd. 16 mei 2013. Verweerder heeft op 4 juni 2013 zijn dekenstandpunt aan klager en mr. X. toegezonden.

1.2          Klager heeft zich bij brief dd. 1 juli 2013 aan de voorzitter van de raad van discipline beklaagd over het optreden van verweerder.

 

2.           KLACHT

 2.1          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.  verweerder nadere informatie over de te onderzoeken klacht jegens mr. X. aan klager heeft gevraagd, terwijl hij had meegedeeld een dekenstandpunt te formuleren;

2.  verweerder de brieven van klager dd. 1 en 16 mei 2013 onbeantwoord heeft gelaten;

3.  verweerder de behandeling van de klacht heeft voortgezet, terwijl klager om doorzending van de klacht had gevraagd;

4. verweerder zich bij de behandeling van de klacht tegen mr X. partijdig en vooringenomen heeft opgesteld;

5. verweerder niet heeft gezocht naar de waarheid en onwettig bewijs heeft aanvaard.

 

3.           VERWEER    

3.1         Het is juist dat verweerder de brieven van klager dd. 1 en 16 mei 2013 onbeantwoord heeft gelaten. Deze brieven bevatten slechts standpunten van klager zonder dat gevraagd werd daarop te reageren.

3.2         Verweerder kon in de door klager aan hem overgelegde stukken geen onnodige grievende opmerkingen van mr. X. richting klager ontdekken en verzocht daarom aan klager aan te geven welke passages in de geschriften hij onnodig grievend achtte. Klager is niet op deze uitnodiging ingegaan, waarna verweerder zijn dekenadvies heeft geformuleerd.

3.3         Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat verweerder een klacht alvorens deze door te sturen naar de tuchtrechter eerst onderzoekt en zijn bevindingen in een dekenstandpunt formuleert.

3.4         Verweerder achtte het voor de beoordeling van de klacht niet nodig dat mr. X. de naam van de patroon van mr. X. kenbaar maakte.

3.5         Verweerder betwist dat hij geen poging heeft gedaan om aan waarheidsvinding te doen. Juist door, waar verweerder geen onnodige grievende passages kon ontdekken, aan klager te vragen welke passages hij onnodig grievend achtte, heeft verweerder aan waarheidsvinding gedaan.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaat heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Het handelen van een advocaat in diens hoedanigheid van deken staat niet ter beoordeling van de tuchtrechter tenzij deze zich in zijn hoedanigheid van deken schuldig zou hebben gemaakt aan grove verwaarlozing van zijn taak of het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Derhalve ligt in deze slechts ter beoordeling voor de vraag of verweerder zich bij de uitoefening van zijn taak als deken, zodanig heeft gedragen of misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

4.3         Een deken bepaalt de wijze waarop hij zijn onderzoek inricht. Een zorgvuldige behandeling van een klacht kan met zich meebrengen, dat een deken, indien hij bij nadere bestudering van het dossier tot de conclusie komt dat hij niet over voldoende informatie beschikt om zijn dekenstandpunt te kunnen formuleren, nog nadere informatie bij een der partijen opvraagt.

4.4         Het is de wettelijke taak van een deken om een klacht te onderzoeken en af te handelen, alvorens deze door te zenden aan de tuchtrechter. Aan een verzoek om eerdere doorzending kan een deken derhalve niet voldoen. Verweerder heeft juist gehandeld door eerst de instructie van de klacht af te ronden alvorens deze door te zenden aan de raad van discipline. Enkel in het geval een klager bij de indiening van de klacht om onmiddellijke doorzending verzoekt naar de raad van discipline brengt hij de klacht onverwijld ter kennis van de raad. Zelfs ook in dit laatste geval onderzoekt de deken de aan de klacht ten grondslag liggende feiten. Nu klager geen verzoek als laatstgenoemd heeft gedaan, kon de deken niet anders dan de klacht onderzoeken en een standpunt daaromtrent formuleren.

4.4         In de brieven dd. 1 en 16 mei 2013 is door klager niet om beantwoording van deze brieven verzocht. Klager heeft zich in deze brieven beperkt tot het stellen van eisen aan verweerder, waaronder het beëindigen van de behandeling van de klacht en directe doorzending aan de raad, op welke eisen verweerder, zoals hierboven is weergegeven, niet kon ingaan.

4.5         Klager verwijt verweerder partijdigheid en vooringenomenheid bij de behandeling van de klacht tegen mr. X. Uit de aan de raad overgelegde stukken is hiervan niet gebleken. Verweerder heeft in de aan hem overgelegde stukken geen onnodige grievende uitlatingen van mr. X. tegen klager kunnen ontdekken. Verweerder heeft klager nog in de gelegenheid gesteld aan te geven, welke passages door hem als onnodig grievend werden aangemerkt, maar klager is hierop niet ingegaan.

4.6         De deken heeft bij de behandeling van de klacht hoor en wederhoor toegepast en op grond van zijn bevindingen zijn dekenstandpunt bepaald. Dat klager zich hiermee niet kon verenigen, betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

4.7         De voorzitter zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 1 4 mei 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

 Brabant.

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West- Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.