Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:51

Zaaknummer

136a/12

Zaaknummer

136b/12

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient de  zaken van zijn cliënt correct en voortvarend te behandelen en, als dat niet is gebeurd en verwijten daarover door hem zijn erkend, de toezegging jegens de cliënt over een snelle en zorgvuldige afwikkeling, ook daadwerkelijk na te komen. Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing van 6 weken. Een advocaat dient afspraken die in aanwezigheid van de deken zijn gemaakt over de afwikkeling van zaken, waarover klachten waren, na te komen en handelt tuchtrechtelijk veriwjtbaar als hij bij die gelegenheid tegenover de deken niet de waarheid spreekt over de stand van zaken. Klacht gegrond; eveneens voorwaardelijke schorsing van 6 weken.

Uitspraak

Beslissing van 10 januari 2014

in de zaak 136a/12 en 136b/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

gemachtigde: mr. [    ]

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

en

 

mr.[    ] in zijn hoedanigheid van deken van

de orde van advocaten in het arrondissement [    ] (136b/12)

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

In de zaak 136a/12 en 136b/12

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 augustus 2012 met kenmerk D09-071, door de raad ontvangen op 9 augustus 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 oktober 2013 in aanwezigheid

van mevrouw V.D. en haar gemachtigde mr. E. Ook mr. J.D. en mr. B  zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van de gemachtigde van mevrouw V.D. d.d. 1 oktober 2013 met bijlagen;

-    brief van de gemachtigde van mevrouw V.D. d.d. 2 oktober 2013 met bijlagen.

1.4    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Bij brief van 22 december 2009 heeft mevrouw V.D. zich bij de deken beklaagd over mr. B. in verband met het feit dat mr. B. een aantal zaken die hij van mevrouw V.D. in behandeling had, met onvoldoende voortgang had behandeld en te lang had gewacht alvorens de stukken over te dragen aan de opvolgend advocaat.

2.3    Op 10 november 2010 is in het kader van die klachtzaak een schikking bereikt in aanwezigheid van partijen en de toenmalige deken, welke schikking is vastgelegd in een brief van de deken van dezelfde datum. Daarbij is o.a. afgesproken dat mr. B. in de zaak tegen ene X. de schade door toedoen van mr. V.D. veroorzaakt, voor zijn rekening zou nemen en de zaak met de deurwaarder zou regelen. Voorts is afgesproken dat mr. B. in de zaken tegen ene Y., ene V. en de boekhouder, de reeds verstrekte opdracht alsnog voortvarend, accuraat en met grote zorg zal gaan uitvoeren. Daarbij zal hij mevrouw V.D. op de hoogte houden.

 

In de zaak 136a/12

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de afspraken zoals neergelegd in de brief van de toenmalige deken d.d. 10 november 2010 aan klaagster en verweerder niet is nagekomen.

Toelichting

De zaak V.: dit betrof een incasso-opdracht. Verweerder zou toevoeging aanvragen maar heeft dit niet gedaan. Voorts moest snel beslag worden gelegd omdat de heer V. een erfenis had ontvangen. Deze opdracht is niet correct uitgevoerd en op 10 november 2010 is afgesproken dat verweerder de zaak alsnog voortvarend, accuraat en met grote zorg zou uitvoeren. Verweerder heeft dit echter niet voortvarend en accuraat gedaan.

De zaak Y.: dit betrof eveneens een incasso-opdracht aan verweerder. Ook hiervoor zou gefinancierde rechtshulp worden aangevraagd. Ook in deze zaak heeft verweerder vrijwel niets gedaan. Er is geen toevoeging aangevraagd en de zaak is ook niet voortvarend ter hand genomen waarbij klaagster ook niet voldoende op de hoogte is gebracht van de voortgang van de zaak.

De klacht tegen de boekhouder had betrekking op door klaagster betwiste nota’s die de boekhouder aan klaagster had gezonden voor werkzaamheden en waarvoor de boekhouder een retentierecht op de boekhouding van klaagster claimde. Ook in deze zaak heeft verweerder de opdracht niet voortvarend en onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd waarbij klaagster niet, althans onvoldoende, op de hoogte is gebracht van de voortgang van de zaak.

De zaak X.: er was afgesproken dat verweerder de door zijn toedoen voor klaagster ontstane schade zou vergoeden. De zaak had betrekking op de betwisting van een geldvordering. De gepretendeerde vordering is in rechte uiteindelijk toegewezen. Verweerder heeft de opdracht niet dan wel onvoldoende voortvarend uitgevoerd en klaagster niet, althans onvoldoende op de hoogte gehouden van de gang van zaken en heeft bovendien verzuimd, zoals afgesproken in de schikking van 10 november 2010, klaagster schadeloos te stellen.

Naast het niet nakomen van de op 10 november 2010 gemaakte afspraken heeft verweerder verzuimd nog een aantal zaken van klaagster, die hij ook in behandeling had, adequaat en zorgvuldig te behandelen. Zo waren er nog zaken van de Sociale Verzekeringsbank en de heer M. In eerstgenoemde zaak zou verweerder bij de Sociale Verzekeringsbank een brief opvragen waaruit bleek dat klaagster recht had op een nabestaandenuitkering. Gebleken is dat verweerder zulks in het geheel niet heeft gedaan. Hij heeft klaagster daarvan in het geheel niet, althans onvoldoende, op de hoogte gesteld. In de zaak M. zou klaagster voor de overname van een bloemenzaak € 25.000,00 teveel hebben betaald. Verweerder zou de zaak beoordelen en met name bezien of juridische stappen mogelijk waren om het teveel betaalde bedrag terug te vorderen. Ook deze opdracht is niet, althans onvoldoende voortvarend en onvoldoende zorgvuldig uitgevoerd waarbij klaagster wederom niet, althans onvoldoende, op de hoogte is gehouden van de gang van zaken.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft geen schriftelijk verweer gevoerd doch eerst ter zitting bij de mondelinge behandeling van de klachtzaak het navolgende aangevoerd.

4.2    De zaak heeft lang geduurd en daardoor is het moeilijk voor verweerder deze te reconstrueren. Verweerder erkent dat hij de op 10 november 2010 gemaakte afspraken over de aanpak en de afwikkeling van diverse zaken van klaagster niet correct is nagekomen. Hij heeft niet, althans onvoldoende, met klaagster gecommuniceerd over de voortgang van de zaken en heeft haar niet meegedeeld dat hij niet aan haar zaken toekwam. Verweerder is een eenmanskantoor en kan slecht ‘nee’ zeggen waardoor hij te veel zaken aanneemt. Hetzelfde geldt voor de andere zaken, zoals in de klacht genoemd. Ten aanzien van de kwestie met de Sociale Verzekeringsbank voert verweerder nog aan dat hij heeft gebeld met deze instelling maar dat ze een brief, zoals in de klacht omschreven, niet konden vinden. Dit heeft hij telefonisch aan klaagster meegedeeld. Ten aanzien van de zaak tegen M. voert verweerder aan dat er alleen een kort telefoongesprek is geweest met M. over een BTW kwestie  Dat is het enige dat hij heeft gedaan. Hij had in dezen geen duidelijke opdracht.

 

5    BEOORDELING

5.1    Als erkend, dan wel onweersproken, staat vast dat de op 10 november 2010 in een gesprek tussen klaagster en verweerder, in aanwezigheid van de toenmalige deken,  gemaakte afspraken, niet, althans onvoldoende, niet correct en niet voortvarend zijn uitgevoerd. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee ernstig te kort is geschoten in zijn dienstverlening aan klaagster. Te grote drukte in zijn praktijk is daarvoor een volstrekt onvoldoende excuus. Het feit dat het gestelde omtrent de kwestie met de Sociale Verzekeringsbank en de heer M. feitelijk niet is komen vast te staan maakt het oordeel van de raad niet anders.  Verweerder is duidelijke afspraken niet nagekomen en heeft bovendien volstrekt onvoldoende met klaagster gecommuniceerd over de stand van zaken en de te nemen verdere stappen. De klacht is dan ook gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    De raad overweegt dat verweerder ernstig te kort is geschoten maar ziet aanleiding om een maatregel op te leggen die verweerder zal stimuleren zijn werkzaamheden in de toekomst nauwgezet en stipt uit te voeren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken;

-    bepaalt dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht  bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

 

In de zaak 136b/12

 

7    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de op 10 november 2010 in het kader van een klachtzaak in bijzijn van de toenmalige deken gemaakte afspraken niet is nagekomen en daarover zelfs onwaarheid heeft gesproken. Hij heeft aangegeven dat hij bepaalde acties heeft ondernomen die hij in werkelijkheid niet heeft uitgevoerd.

 

8    VERWEER

8.1    Verweerder voert aan dat hij als hij naar het geheel kijkt, hij het niet goed heeft gedaan. Hij biedt daarvoor zijn excuses aan. Onlangs heeft hij een gesprek gehad met de deken en sedert enige tijd laat hij zich coachen door iemand uit Den Haag. Hij probeert de valkuilen te vermijden.

 

9    BEOORDELING

9.1    De raad constateert dat hetgeen in de klacht is verwoord, is erkend dan wel als onweersproken is komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

 

10    MAATREGEL

10.1    Omdat verweerder heeft aangegeven dat hij een coach heeft ingeschakeld om zijn praktijk beter uit te voeren waarbij de deken ook heeft opgemerkt dat hij niet de indruk heeft dat verweerder bewust handelt zoals hij in de onderhavige zaak heeft gedaan, komt de raad tot onderstaande maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken;

-    bepaalt dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht  bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. F. Klemann, G.E.J. Kornet, N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2014.

 

griffier                                                                          voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl