Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:134
Zaaknummer
L 203 - 2013
Inhoudsindicatie
In verzet aangevoerde gronden leiden niet tot vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 2 juni 2014
in de zaak L 203 - 2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 juli 2013 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 25 juni 2013 met kenmerk DOK 216, door de raad ontvangen op 26 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 3 juli 2013 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 juli 2013 is verzonden aan klaagster.
1.3 Bij brief van 16 juli 2013, door de raad ontvangen op 16 juli 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 april 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. De raad heeft daarnaast kennis genomen van het verzetschrift van klaagster van 16 juli 2013, de nagekomen brief van de gemachtigde van klaagster van 5 maart 2014, de nagekomen brieven van verweerder van 10 en 12 maart 2014 en de nagekomen brief van de gemachtigde van klaagster van 19 maart 2014, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster is verwikkeld in een geschil met woningcorporatie X omtrent het onderhoud van de door klaagster van X gehuurde woning. Verweerder treedt op als advocaat van X. Klaagster heeft een procedure aanhang gemaakt bij de huurcommissie te Den Haag. Klaagster verzocht verlaging van de huurprijs in verband met gebreken aan de huurwoning. Op 14 juni 2012 heeft een mondelinge behandeling bij de huurcommissie plaatsgevonden. Verweerder heeft X tijdens die mondelinge behandeling bijgestaan. Verweerder heeft een dag vóór de zitting de volgende stukken per telefax toegestuurd aan de huurcommissie:
- brief van verweerder aan klaagster van 27 maart 2012, met als bijlage een concept dagvaarding,
- brief van verweerder aan klaagster van 29 maart 2012,
- brief van verweerder aan klaagster van 16 april 2012.
Een afschrift van de telefax aan de huurcommissie met de daarbij behorende bijlagen is op 13 juni 2012 bij klaagster afgegeven. De huurcommissie heeft bij beslissing van 5 juli 2012 het verzoek van klaagster tot verlaging van de huurprijs afgewezen. Klaagster heeft zich vervolgens bij brief van 22 maart 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1) verweerder één dag vóór de zitting van de huurcommissie zijn verweerschrift aan klaagster heeft doen toekomen,
2) verweerder zich na afloop van de zitting van de huurcommissie grievend en denigrerend jegens klaagster heeft gedragen,
3) verweerder tegenhoudt dat klaagster een CV-ketel in haar woning krijgt geplaatst.
4 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster door de late indiening van de stukken door verweerder voorafgaand aan de zitting van de huurcommissie in haar belangen is geschaad, aangezien klaagster op die stukken niet meer heeft kunnen reageren. Klaagster heeft bovendien van de voorzitter van de huurcommissie geen tijd gekregen om op de stukken in te gaan en de door haarzelf ingediende stukken zijn niet ter sprake gekomen. Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel stelt klaagster dat verweerder zich neerbuigend en nodeloos grievend jegens haar heeft gedragen. Voor wat betreft het derde klachtonderdeel stelt verweerster dat doordat verweerder X verdedigt, adviseert en begeleidt, hij er op zijn minst een stem in heeft of er wel of niet een CV-ketel in haar woning wordt geplaatst. Klaagster is van mening dat het op de weg van verweerder had gelegen om X te adviseren om de CV-ketel in haar woning te plaatsen.
5. VERWEER
5.1 Verweerder is pas op een laat moment ingeschakeld om zijn cliënte tijdens de mondelinge behandeling bij de huurcommissie bij te staan. Het is juist dat verweerder een dag vóór de zitting per telefax stukken aan de huurcommissie heeft gezonden. Dit betrof correspondentie van verweerder aan klaagster. De inhoud daarvan was derhalve al geruime tijd bij klaagster bekend. De stukken zijn bovendien op 13 juni 2012 bij klaagster afgegeven. Niet juist is dat verweerder een verweerschrift zou hebben ingediend. Ter zitting is mondeling verweer gevoerd aan de hand van de door beide partijen in het geding gebrachte stukken. Klaagster heeft tijdens de zitting geen bezwaar gemaakt tegen de laattijdige indiening van de door verweerder in het geding gebrachte stukken.
5.2 Verweerder betwist zich na de zitting onnodig grievend te hebben uitgelaten jegens klaagster. Verweerder heeft klaagster enkel gedag gezegd, niets meer en niets minder.
5.3 Verweerder betwist tegen te houden dat een CV-ketel bij klaagster zou worden geplaatst. Beslissingen hierover worden niet door verweerder genomen maar door X. Het is klaagster zelf die plaatsing van de CV-ketel tegenhoudt.
6. BEOORDELING
6.1 De raad stelt vast dat de aanvulling van de klacht van klaagster zoals door haar gemachtigde opgenomen in de pleitnota niet zal worden geaccepteerd en dus ook niet zal worden behandeld. Aanvulling van de klacht tijdens de mondelinge behandeling bij de raad is niet mogelijk.
6.2 Het onderzoek in verzet heeft niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de raad zich derhalve verenigt.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 juni 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Tegen deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.